Feuilleton De Amsterdamse escort-huurmoord Afl. 4
Feuilleton De Amsterdamse escort-huurmoord Afl. 4
Hoofdstuk 4
Zoals dat wel vaker gaat bij een politieonderzoek was het gisteravond een latertje geworden. Tegen drie uur
’s nachts lagen ze eindelijk in bed. Ze wisten dat de kater ’s morgens mee naar het werk zou gaan maar voor de geloofwaardigheid waren ze flink doorgezakt. Inspecteur Bertus van Smook had vanuit zijn huis iedere rechercheur tegen middernacht een sms’je gestuurd dat de briefing donderdagmorgen om negen uur zou beginnen. Zelf lag hij er tegen vier uur in en dat had zo zijn reden. Zijn pilsjes had hijzelf betaald.
“Mensen, het is al bijna half tien, we beginnen,” maant Bertus zijn medewerkers.
Normaliter herhaalt hij dat nog twee keer. Alles went. Ze staan te kletsen over de nachtelijke gebeurtenissen en gaan nu eindelijk zitten.
“Goedemorgen allemaal. Wie trapt af?” vraagt hij en kijkt strak naar brigadier Tijl Helsink.
Deze begrijpt de hint en zegt: “Het was best gezellig vannacht. We begonnen in Paris en gingen toen naar de overkant. Bij de Langslaper is het me toch een rotzooitje. Daar liepen de hoertjes in en uit met klanten die nog te vies waren om met een tang aan te pakken. Ik denk dat we daarna in wel tien kroegen zijn geweest. Die taxichauffeur Mansur Midyat is zo bekend als de bonte hond. Iedereen wist wel iets over hem te vertellen. Maar allemaal goede dingen, hij is of beter gezegd, hij was een vrolijke vent. Echt een slachtoffer dat op een verkeerd moment op de verkeerde plek was. Hij heeft zijn vrachtje om kwart over twee opgepikt op Schiphol en ze zijn toen naar Badhoevedorp gereden. Tenminste, dat was de opdracht zeiden ze vanmorgen bij de taxicentrale. Zo’n zes á zeven kilometer.”
“En die andere passagier? Slachtoffer 2, wist iemand daar meer van?” vraagt Bertus.
Gerard Houttak schudt nee: “Niet direct. Die moet immers ergens anders zijn ingestapt tenzij hij al in de taxi zat voordat de vermoedelijke dader instapte. Een barman zei dat een collega van het slachtoffer had gezien dat er een zware grote man instapte. Maar verder wist hij niets want hij had haast.”
Bertus heft theatraal zijn handen ten hemel en zucht: “Wie, Gerard? Wie had haast? Slachtoffer 1 of zijn collega of de barman of slachtoffer 2? Of de piloot van de metro? Ik zeg maar wat. Een beetje preciezer Gerard, geef de mensen een naam, anders begrijpt niemand een hout van wat je vertelt.”
“Sorry. De eerste passagier,” zegt Gerard beschaamd.
Maar in zijn binnenste is hij gloeiend kwaad op zichzelf omdat hij deze blunder heeft gemaakt maar hij is ook furieus op inspecteur Bertus van Smook. Die slappe hanglul hoeft hem de kast toch niet uit te vegen waar iedereen bij is? Hij is bijna toe aan zijn pensioen en zo’n dropkikker leest hem de les?
Nietsvermoedend ratelt de inspecteur door: “De vermoedelijke dader dus. Mooi, dan weten we in ieder geval al ietsjes meer. Een zware grote man… Waar moet ik dan aan denken? Toch niet aan Tijl, hé?”
Brenda van Breda proest het uit. Dit vindt ze een bijzonder grappige voorstelling. Ook Tijl kan deze witz wel waarderen.
“Nee, ik denk drie Tijls,” herinnert Gerard Houttak zich, “en het is ook zeker dat er maar een man instapte. Dus ergens moeten de vermoedelijke handlangers achter de taxi zijn aan gereden. Dus afgesproken werk.”
“Ja, joh, jezus, tuurlijk is dit afgesproken werk,” zegt Tijl Helsink beslist, “maar we zouden vanmorgen toch de kampong ingaan voor het huis-aan-huiswerk?”
‘Ja, dat doen we ook.”
“Heb je al iets gehoord van Wim Mosselman, onze forensische vriend,” informeert Brenda bij Bertus.
“Nee, het FO denkt hier toch wel meer tijd voor nodig te hebben. Maar Wim belde me vannacht thuis op en zei dat-ie een half verbrande zakdoek met bloedsporen had gevonden die onder de jerrycan lag. Misschien levert dat aanvullend bewijs op. Wie haalt er koffie?”
“Hèhè, zijn de mannen weer moe?” lacht Brenda, “ik zal me wel weer opofferen. Vier bier dus?”
Ze staat op en loopt naar de deur.
“Schei uit, Brenda, ik kan geen bier meer zien,” antwoordt Tijl met een gezicht als een oorwurm.
Op dat moment wordt de deur van de vergaderruimte geopend zodat Brenda haastig opzij moet springen. De hoofdcommissaris komt binnen gestoven met in zijn kielzog nog drie mensen. Hij stelt ze voor aan de groep als medewerkers van de MobieleMisdaadBrigade (MMB). Als de eenheid die het land doortrekt en direct naast de haard van de misdaad kwartier maakt. Het zijn hoofdinspecteur mr. Pontius van der Luiten (46), agent/rechercheur Jan Verbrugge (30) en hoofdagent/rechercheur Esila Yildirim (34).
“Nog vier bier erbij?” vraagt Brenda maar de nieuwkomers kijken haar niet begrijpend aan.
“Koffie? Of thee?” verduidelijkt ze.
De hoofdcommissaris bedankt haar en zegt dat hij met spoed het een en ander moet uitleggen want hij moet nog naar Utrecht. Ze horen zijn verhaal met interesse aan, eerst over de MMB en daarna over de moord op twee jonge prostituees die een maand geleden in het water van het IJsselmeer bij de Afsluitdijk zijn gevonden nadat iemand de politie had getipt. Ter hoogte van het standbeeld van Lely. Een van hen, een Nederlands meisje, werkte al een poosje op de Amsterdamse wallen. De andere kwam uit het Oostblok. Was hier nog maar een half jaar. Er was tot nu toe geen enkel spoor van de vermoedelijke daders ontdekt en wat erger was, er was totaal geen reden te bedenken waarom deze gruwelijke misdaad was gepleegd. Wat moet een hoertje nou doen om zo aan haar eind te komen? Stel je voor! Verdronken, met een fiets aan hun enkels! Afschuwelijk.
Esila Yildirim vraagt met een huiverende stem: ”Wat zijn dat toch voor ontzettende duivels die dit doen?”
Maar de hoofdcommissaris blijft het precieze antwoord schuldig en zegt: “Criminelen, mevrouw. Criminelen.”
“En de tipgever?”
“Een jong meisje aan de stem te horen. Het team dat daar op zit, of zat, moet ik zeggen, vermoedt ook een
hoertje.”
Hij vervolgt zijn relaas.
“En tenslotte de brand in een flat aan de Delftlaan in Haarlem. Dat is vannacht gebeurd en alles lijkt weer op een afrekening door misdadigers. Het slachtoffer was ook hier doodgeschoten, drie maal raak, voordat hij verbrandde. Een kogel in het plafond duidt op een vuurgevecht maar tot nu toe waren er niet meer kogelgaten gevonden en ook geen tweede pistool. Was er paniek? Was er eerst gedreigd? We weten het niet. En, heel belangrijk, ooggetuigen hadden een grote zware man gezien en drie jongemannen. Ook hadden oorgetuigen buiten een schot gehoord. Misschien nog een slachtoffer? In ieder geval had het Haarlemse onderzoeksteam daar geen bloed- of andere sporen gevonden.”
De hoofdcommissaris was tot nu toe zeer tevreden.
“Wat was het slachtoffer voor iemand, meneer?” vraagt inspecteur Bertus van Smook aan zijn chef.
“Een eenvoudige boekhouder, Bertus. Verzorgde belastingaangiften voor Jan Boezeroen. Rommelde verder maar wat aan en was niet al te betrouwbaar volgens een belastingambtenaar die dat niet hardop mocht zeggen van zijn baas. Volgens de buren was hij zwaar aan de drank. Toch moet hij in het criminele circuit hebben gezeten anders had hij de kogel niet gekregen. Maar goed, al met al was dit voldoende reden de MMB in te schakelen en ik ben blij dat jullie zo snel hier konden zijn, hoofdinspecteur van der Luiten. Het was wel nachtwerk, hé?”
“Ja,” beaamt Pontius die rustig staat te luisteren, “dit ging echt met stoom en kokend water, meneer. Ik denk dat de koffie nog warm is in ons hotel in Apeldoorn. Mijn andere mensen zijn rechtstreeks naar camping Vliegenbos gegaan en maken daar de boel in orde of ze zijn aan het voorbereiden. De camping is normaal gesloten, dus dat vergt enige aanpassingen maar aan de andere kant hebben we ook nergens last van. Max Boomkamp heeft zes trekkershutten geboekt. De indeling krijgen jullie later wel. Soit. Onze voornaamste taak is nu uit te vinden welke connectie er bestaat tussen deze drie cases. En dan de vermoedelijke daders op water en brood zetten. Een makkie.”
Dat Pontius met dat laatste verschrikkelijk opschepte, ontging niemand maar ze namen aan dat dit zijn humor was.
“Inderdaad. Zoals we vannacht hebben besproken, Bertus, heeft hoofdinspecteur van der Luiten de leiding en hij draagt ook de verantwoordelijkheid voor dit hele team. Is er iemand die bezwaren heeft tegen deze door mij bedachte nieuwe organisatiestructuur?”
De hoofdcommissaris kijkt heel aandachtig de kring rond. Niemand reageert.
“Mooi, anders hadden we er een verkeersregelaar bij gehad. En nu moet ik gaan. Veel succes en laat je niet
gek maken.”
Gek maken? Door wie?
Natuurlijk gaan de zaken goed van Arthur VanM. in Fort Lauderdale, Florida. Hij is een zakenman in hart en nieren en… wat ook telt: de nieuwe eeuw is aangebroken. Nu gaat alles veranderen, denkt de massa. Zelfs de buitenlucht is frisser. Maar welke zaken zijn dat van Arthur?
In de eerste plaats breidt hij de websites flink uit van VanM. Pharmaceuticals Inc. want de mensen slikken zijn pillen alsof het snoepjes zijn. Ook zij die kanker hebben in een vergevorderd stadium. De laatste strohalm en wat doe je dan? Die grijp je. In een vertrouwelijke bui had hij eens tegen een vriendin gezegd dat het ook daadwerkelijk snoepjes waren maar zij had begrepen dat hij haar een snoepje vond.
In de tweede plaats had hij een zakenpand gekocht, dicht bij de I-95 aan de dure Commercial Boulevard in Fort Lauderdale. Hier voelt hij zich de koning te rijk. Maar de Karmeliet was zakelijk al een paar jaar een totaal andere richting ingeslagen. Eerst eenvoudig en simpel en de oorzaak was om te lachen. Wat was er gebeurd?
Hij reed op een goeie zaterdag in zijn auto door de stad om een hoertje op te pikken. Dat was daar geen probleem zolang de politie er maar geen lucht van kreeg (sic!). Als je gepakt werd als hoer was dat een overtreding maar na de derde keer werd het een misdrijf. En dan berg je maar! En de hoerenloper zelf werd ook streng aangepakt.
Afijn, hij vond een geschikte plek en zij deed wat ze moest doen. So far so good en dat na een korte pauze in totaal twee keer. Vervolgens wilde hij terugrijden maar zij verzocht hem of hij zo vriendelijk wilde zijn haar naar een ander adres te brengen waar een andere klant wachtte. Daar had Arthur geen problemen mee maar vroeg wel $ 10,- van haar tarief terug. Zij ging akkoord.
De volgende dag belde zij hem op met hetzelfde verzoek en binnen de kortste keren was hij haar privéchauffeur. Het scheelde de verwende klanten een vervelend ritje én zowel zijzelf als haar hitsige klant hadden geen risico dat ze op straat tegen de lamp liepen bij een undercover politieactie. Die boetes waren niet mals - zo’n $ 180,- in het begin - al zal dat de meesten een rotzorg wezen maar de openbare vernedering vonden de hoerenlopers veel erger. En het regelen van een waarborg van meestal $ 1000,-.
Arthur legde contact met meer escortgirls want er was tijd genoeg over tussen twee klanten van een hoer. Hij kreeg in de gaten dat de escortbureaus een druk bestaan hadden maar meer nog dat de dagelijkse omzet best aardig was. Dus kreeg hij ook wel zin in zo’n escortbusiness. Als zakenman wist hij ook dat het geen moeite is een bepaalde zaak te beginnen, het is veel meer een kunst een zaak draaiende te houden. Er moet publiciteit komen. En hoe kan dat?
De gebruikelijke methode was om een advertentie te plaatsen in de Gouden Gids die een keer per jaar uitkwam. Er stonden er genoeg in want officieel was het de escortgirls niet verboden te werken. Hun werk bestond er immers uit dat ze naar een klant gingen voor de gezelligheid, om samen de krant te lezen, om samen een potje te kaarten of samen tv kijken of om de eenzaamheid te verdrijven. Onder geen enkel beding om betaalde seks te hebben. Dat was een halte te ver in de ogen van de wetgever. Alleen was het vervelende dat het verboden was om meerdere advertenties per bureau te plaatsen. Arthur vond dat als rechtgeaarde Hollander te gek voor woorden. Wat een onzin! Dus richtte hij meerdere bedrijfjes op - goed, goed, wat is oprichten?, verzinnen is ook maar een begrip - en hij gebruikte mooie namen als Arthur Funmore, Bob Lucas, Randall Goldcoin, Renee Sinclair en Oscar Leegte. Hij was precies op tijd. Binnen een week was de tijd verstreken waarop nog nieuwe advertenties geplaatst konden worden. En het resultaat was er naar. Zijn advertentiepool besloeg vijf keer de capaciteit van de concurrenten. Het eerste jaar zat hij er warmpjes bij, de volgende jaren was het snikheet. Tropisch! Hij vroeg nog meer telefoonlijnen aan. Zijn bureau Amber (Security Services 2000) had binnen de kortste keren tachtig klanten per dag. Op een gegeven moment werkten er meer dan honderd vrouwen voor hem, full time. Een hoer was verplicht $ 80,- aan Arthur te geven indien er cash was afgerekend en $ 100,- via een creditcard. Een hoer mocht niet langer dan vijfenveertig minuten bij een klant blijven. Regeltjes, regeltjes, ook in dit vak hoogstnoodzakelijk om de winst op te schroeven. De Karmeliet bouwde een escort-imperium op dat in de media onweersproken werd bestempeld als nummer 1 van Florida met een geschatte maandelijkse omzet van $ 250.000,-. In die hoedanigheid ontmoette hij een collega, een andere big boss, letterlijk en figuurlijk: Big David Bachmann, op nummer 3.
Arthur kende David van de tijd dat hij als toerist naar Florida was gegaan, jaren geleden, in 1991, toen hij met zijn zoontje William de kuierlatten had genomen voor Neeltje. Wonderwel kon Arthur goed met hem overweg. Misschien wel omdat Big David niets teveel zei, in ieder geval niets onbenulligs. Hij bleef ook zakelijk en gaf Arthur advies over hoe om te gaan met de cops. Als je die hobbel niet kunt nemen als zakenman, vergeet het maar.
“Regel een,” zegt Big David, “altijd doen wat ze vragen want de overgrote meerderheid van de agenten eist gratis bezoek aan de meisjes en voldoende drank in ruil voor het niet uitdelen van een prent. En reken erop dat ze vindingrijk zijn in het verzinnen van overtredingen. Een knoopje los van je shirt? Dat is duidelijke naaktloperij. Of ze dreigen met opsluiting en in beslag neming van alles wat los en vast zit. Neem nooit een stokje of een stukje ijzer mee in je auto, dat zijn in hun ogen plotseling verboden wapens.”
“En regel twee?” vraagt de Karmeliet nieuwsgierig.
“Die is er niet.”
Dus fêteerde Arthur het hele politiebureau en alle agenten die plotseling voor een uurtje waren gedetacheerd naar zijn wijk. Vooral in het weekeinde. Het liep de spuigaten uit. Dat was nog wel goed gegaan maar de ontzettende brutaliteit van de agenten kende geen grenzen. Hun eisen werden buitenproportioneel én ze schoffeerden Arthur openlijk. Want een pooier was volgens hun opvoeding in feite maar een derderangs burger. Eentje die zo gemakkelijk en zo onnoemelijk veel geld verdiende waarvan zij alleen konden dromen. Dus de jaloezie kwam ook nog om de hoek kijken. En dat gedrag beviel de Karmeliet niet. Wat een hypocriet gedoe, zeg. De pot op, jullie!
Van de ene op de andere dag stopte hij ermee. Hij instrueerde ieder meisje dat voor hem werkte hoe ze moest handelen en dreigde met hel en verdoemenis als ze een overtreding maakte die ze had kunnen voorkomen. Iedere agent die wilde neuken of afgezogen wilde worden, moest eerst betalen. Zonder condoom…? Ga maar naar je moeder! Een fles whiskey mee voor onderweg…? Water uit de kraan is veel gezonder. Ieder drankje moest contant afgerekend worden. Basta! Tja, en dat zette kwaad bloed bij de heren van de overheid. Dat was afkicken! Na een korte periode van geheimzinnige bezinning werd de ambtelijke lijn uitgezet. Tijdens een ritje van pakweg tien kilometer werd de Karmeliet minstens vijf keer gecontroleerd. Uitstappen, handen op de kofferbak, benen wijd. Even flink in het kruis graaien. Alles werd uit de auto gegooid. Ze vonden natuurlijk niets. Ze wisten niet eens dát ze wat zochten want daar ging het helemaal niet om. Als ze hem maar konden vernederen en treiteren, dwarsbomen, intimideren en bang maken. Collega’s werden opgeroepen zodat ze binnen vijf minuten met vier auto’s om hem heen stonden. Ze kwamen te dicht bij hem staan, trapten op zijn tenen en wachtten op een beweging waardoor ze hem konden arresteren wegens openlijk verzet. Dan gooiden ze zijn portieren dicht, lieten al zijn spullen in de berm liggen en verdwenen lachend.
Arthurs advocaten dienden ettelijke klachten in. Bijna iedere agent van Fort Lauderdale werd aangeklaagd. Op het politiebureau ontstond een wedstrijdje wie de meeste klachten van die pooier aan zijn broek kreeg. Hij gaf niet op. Ze vonden hem maar een zeur en lieten dat blijken ook. Nooit werd een klacht gegrond verklaard. Ook niet voor het gerecht waar ze ook al minachtend naar zijn lange haren keken. Iemand met zulk lang haar tot op zijn schouders moest wel een scumbag zijn. En ook nog een buitenlander uit een vrijgevochten landje waar iedereen seks had met iedereen. Maar Arthur hield zijn poot stijf en maakte zo min mogelijk gebruik van de openbare weg. Of hij belde Big David op die hem - vermomd en onderuitgezakt - in zijn auto meenam tot buiten Broward County. Arthurs chauffeur nam een andere route en op de afgesproken plek liet de Karmeliet zich naar zijn bestemming rijden en bedankte David hartelijk voor de medewerking.
Het deed hem allemaal denken aan zijn Amsterdamse tijd toen hij trammelant kreeg met de agenten daar en de belastingdienst. Daar zat toen een andere crimineel achter maar hier is sprake van een massale samenzwering door afgunst en door het mislopen van financiële privé voordeeltjes van politieagenten.
Moet Arthur VanM. nou weer in Holland zijn toevlucht zoeken? Met hangende pootjes? Of in België? Hij dacht ’t niet. Hij neemt nog meer advocaten in dienst en zet een paar privé detectives in die de voornaamste relschoppers van de politie moeten aanpakken. Die lui zullen heus wel ergens anders ook naast het potje piesen. Toen hij de eerste zaak van grote omvang bij het gerecht aandroeg, sloeg dit in als een bom. Agent Casimiro werd aangeklaagd. Met de broek op de enkels ontkende hij nog alles. Maar het dikke verslag van de detectives stond zwart op wit, met bijna meer foto’s dan een gemiddeld trouwalbum en wat er na de bruiloft in de slaapkamer gebeurt, stond ook op deze pikante plaatjes.
De rechter wilde ze stuk voor stuk bekijken om een goede indruk van de kwestie te krijgen, zei hij. Het pistool lag gewoon op een stoeltje naast de politiepet en de gekleurde onderbroek. Meneer Casimiro kwam er vanaf met een vette boete en een waarschuwing van zijn baas. Nooit meer doen! Dit arrest ging als een lopend vuurtje door heel Florida en Arthur werd voorlopig met rust gelaten. Men kreeg nog meer ontzag voor zijn doortastendheid en zijn volhardingsvermogen. Big David zelf bracht hem een bloemetje. Als het hier regent, druppelt het bij mij, dacht-ie. Maar is de onweersbui dan overgetrokken of blijft hij achter de bergen hangen?
In ieder geval is het hem niet vergaan zoals met Michael Paparo, alias Fat Matt. Deze pooier begon in 1994, stond op nummer 4 en stierf in 2007 aan kanker. Hij had nog nooit een cent belasting betaald en had nog nooit een dag of een nacht in de gevangenis doorgebracht. Regel een. Saai leven!
Er verschijnt een artikel over Arthur VanM., alias Big Pimpin’ Pappy, van de hand van de journalist Jeff Stratton, een groot interview met een hoertje, genaamd Ginger (26), die voor hem werkt. (Bron: http://www.browardpalmbeach.com/2004-01-29.)
Arthur zit op dat moment in een Broward County gevangenis. Hij keurt de nieuwe hoertjes zelf, vertelt zij. De test is simpel.
Arthur zegt tegen haar toen zij de eerste keer solliciteert: “Okay, zuig mijn lul.”
Later wilde hij haar neuken zonder condoom. No way. Ze herinnert zich dat zijn genitaliën naar peperkoek roken.
Een 30-jarige escort, genaamd Berta Brock, getuigde dat Arthur VanM. aan coprofagie deed en haar zeshonderd dollar betaalde. Hij at haar ontlasting op. Ruth Rodriguez, een andere hoer van Arthurs bureau, vertelde dat ze in opdracht van de politie haar werkgever opzocht op 23 mei 2001. Hij was gekleed in alleen ondergoed. Arthur vroeg haar te gaan zitten, terwijl hij zich aftrok. Daarna vroeg hij haar om seks te hebben met hem. Ruth weigerde en wilde vertrekken. Arthur vroeg haar om een gunst. Of zij in een beker wilde plassen, dat dronk hij dan later op.