Feuilleton De Amsterdamse escort-huurmoord Afl 1

Feuilleton De Amsterdamse escort-huurmoord Aflevering 1

Proloog

Op zondag 27 mei 2012 om 21.30 uur werd op sbs 6 de reportage dossier Huurmoord van Peter R. de Vries, misdaadverslaggever, uitgezonden. Het ging over een voorgenomen Amsterdamse escort-huurmoord. Er keken 855.000 mensen naar. Nee, niet naar de moord…, naar de reportage!

De uitzending mocht op die dag doorgaan op grond van de overeenkomstige gerechtelijke uitspraak in hoger beroep nadat deze spraakmakende reportage in april 2012 was verboden door de kortgedingrechter van de rechtbank Amsterdam.

Kort daarop maakte Peter er een eind aan. Dat had hij gelukkig al ruim van tevoren aangekondigd in de media zodat de schok minder hard aankwam.

Er zijn wel meer geruchtmakende huurmoorden gepleegd in Nederland, in België, in Duitsland, Amerika, Mexico en Italië; noem maar een land op en er is wel ergens zo’n slachtoffer begraven, in stukjes gehakt of in beton gestort. Door wrede, koelbloedige daders die nergens voor terugdeinzen. Denk aan James Files, El Ponchis, Charles Harrelson en Martin Klijn/Hoogland, de ex-politieman die koos voor het criminele pad en die zelf op zijn fiets werd doodgeschoten.

Een aantal pogingen is jammerlijk mislukt. Pech voor de een, geluk voor de ander. Maar zelden of nooit kwam het voor dat een huurmoord op het nippertje werd verijdeld door een misdaadjournalist, zoals hier.

In de meeste films wordt de huurmoordenaar opgevoerd als iemand die zo ontzettend knap te werk gaat, dat er niemand op aarde is die hem nog kan tegenhouden. Zelfs de duivel staat machteloos. Alles lukt hem of haar. Een ambitieus meisje, dat wraak wil nemen op de moordenaars van haar familie, wil daarom ‘het vak’ leren! Dat ze pas twaalf is, maakt niet uit. Echt gebeurd!

Waar een ander doodgaat aan een enkel schot in het been, daar overleeft onze held - sic! - met minstens tien kogels in zijn bloedende bast en rijdt nog een paar kilometer naar zijn geliefde om dan bij de picknicktafel te sterven. Einde film. Echt gebeurd!

Maar het is genieten van de beroemde top films als Léon, Lucky number Slevin, The Bourne Identity, The
Mechanic en The American met dank aan de Nederlandse filmregisseur Anton Corbijn van Willenswaard.

En tot slot moeten we de MobieleMisdaadBrigade een pluim geven. Die schakelde razendsnel om van
oplichters naar huur- en andere moordenaars ondanks de belachelijke bureaucratie naar de tien regiokorpsen van minister Jan op Stelten. De Eerste Kamer moest op 10 juli 2012 eerst akkoord gaan met de oorspronkelijke wet en dan maakte Jantje later wel een reparatiewetje c.q. veegwetje, zei hij met een blikken gezicht. Voor het eerst in de vaderlandse geschiedenis is een ‘onvoldragen wetsvoorstel’ geboren.

Amsterdam werd de nieuwe thuisbasis van de mmb. Jammer van de bijbehorende stadslucht, stadsdrukte en het stadslawaai maar Mokum is Mokum en blijft Mokum. Gezellig! Altijd duur! Vaak gevaarlijk! Soms dodelijk!

Hoofdstuk 1

Zo is er altijd wat. David Charles Bachmann is woest op zijn te krappe vliegtuigstoel als hij eindelijk uit de Boeing 757 stapt maar op het koude Schiphol regent het ook nog eens stevig en dat maakt hem niet vrolijk. Wat wil hij dan? Dat het in de winter twintig graden is zoals meestal in Florida waar Big David zojuist vandaan komt? Tja, de Sunshine State... Hij heeft er nu al heimwee naar. Het is woensdag 19 januari 2011, twee uur in de middag, exact negentien maanden voor de fatale datum. David drinkt zijn koffie langzaam op, kijkt om zich heen en loopt kalm naar de rij wachtende taxi’s. Een man met een flinke baard komt hem tegemoet, botst half tegen hem aan en geeft David een plastic tasje die dit razendsnel opbergt in zijn luxe witte schoudertas. De baard frommelt de enveloppe die hij van David heeft gekregen in zijn binnenzak en loopt haastig maar toch wel onopvallend door. De jonge Marokkaanse of Turkse chauffeur groet David vriendelijk en helpt hem zijn koffers in te laden. Of beter gezegd: David laat hem dat doen want hij duikt haastig in de taxi. Het zijn maar twee koffers, niet al te groot. Andere passagiers hadden koffers bij zich waar wel een olifantskalf in kon zitten. De schoudertas geeft David niet uit handen.

“Voorzichtig,” maant David de chauffeur door het geopende raam, “zachtjes, er zitten breekbare dingen in die kleine koffer.”

Dat is een keiharde leugen maar David Bachmann houdt niet van lomp omgaan met mooie dingen. Het is een overdreven afwijking van hem waar hij al jaren last van heeft en wat steeds maar erger wordt.

“Begrepen, meneer. Waar naartoe, meneer?”

“Via de terminal van Lang Parkeren naar het centrum van Badhoevedorp, please,” zegt David vermoeid.

Hij zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren. De zonneklep draait hij naar beneden. De chauffeur ziet het wel maar zegt er niets van.

“Goed, meneer.”

De taxi rijdt stapvoets door de plassen om de omstanders niet nog natter te maken dan ze al zijn. De meeste
passagiers uit Amerika zijn niet voorbereid op zo’n hoosbui. Sommigen staan te rillen bij de bushalte. Bij de terminal laat David de taxi stoppen. Na nauwelijks vijf minuten stapt een man van middelbare leeftijd met een bruine hoed op aan de linkerkant van de auto in. Hij groet hen niet eens en zwijgt verder als het graf. David zegt ook niets tegen de tweede passagier, dus rijdt de taxichauffeur maar door.

“En waar komt u vandaan?” probeert de chauffeur even later een gesprek op gang te brengen terwijl hij de
snelweg opdraait.

“Spain,” antwoordt David Bachmann.

“Zozo, daar was het wel lekker weer, zeker?”

“Ja, klopt.”

“Overwinterd?” vraagt de jongeman en voelt al aan dat zijn gast geen zin heeft in een boeiend verhaal bij de open haard van Joris Linssen.

“Nee, zo maar.”

Het is redelijk druk op de weg. Af en toe wordt er te langzaam gereden als de snelheid van een vrachtwagen
verkeerd wordt ingeschat. Nijdig getoeter is het antwoord. Als de taxichauffeur beter had opgelet, had hij kunnen zien dat hij al vanaf de terminal werd gevolgd door een witte BMW met drie inzittenden. Die chauffeur doet moeite steeds zo’n drie á vier auto’s voor zich te laten rijden tot de taxi.

“Harder,” gebiedt Big David ineens, “de boete betaal ik wel. Rij 120.”

De taxichauffeur is wel meer gewend, vooral ’s nachts, dus haalt hij zijn schouders op en geeft gas. Dat zal zeker wel van invloed zijn op de hoogte van de tip want die verwacht hij sowieso. Op deze manoeuvre is de BMW niet voorbereid. Binnen een mum van tijd is de taxi uit het zicht verdwenen. David kijkt in de spiegel en schudt zijn hoofd.

“Okay. Right. Zo is het wel genoeg,” zegt hij, “rij maar weer normaal.”

“Waar moeten we zijn in Badhoevedorp?” vraagt de jongeman na een poosje als ze er bijna zijn.

Het is hooguit een kilometer of drie nog naar de bebouwde kom. Ondertussen verwondert hij zich over de omvang van de passagier naast zich. Daar zit een heel forse vent van een jaar of veertig. Hij schat hem op wel 120 kg en minstens 1.80 m. Tjonge, die heeft in Spanje zeker geen honger geleden, denkt-ie. En toch wel een vriendelijk gezicht ondanks de smalle lippen en brede neus. Willem Holleeder heeft precies zo’n grote neus, alleen wat roder. Enigszins autoritaire blik die verraadt dat hij vermoedelijk gewend is om mensen te commanderen. Zware donkere wenkbrauwen, daarboven diepe horizontale rimpels, kleine oortjes, bijna geen haar op zijn hoofd. De directeur van een groot bedrijf? Opvallend zijn de twee verticale diepliggende rimpels boven zijn wenkbrauwen die schuin uitwijken.

“In het centrum. Dan zeg ik het wel. Right?”

“Goed, meneer.”

De BMW rijdt achter de taxi. Nu op wel heel korte afstand. Moet kennelijk ook in het centrum van de stad zijn. Heel normaal toch? Het hele voorval zet de taxichauffeur aan het denken. Probeert zijn klant te ontsnappen aan zijn achtervolgers? Ze zullen zijn auto toch niet aan gort schieten?

“Zal ik nog een keer gas geven, meneer?” vraagt hij gedienstig maar ook voorzichtig aan zijn gewichtige klant.

Hij heeft het zweet op diens voorhoofd wel gezien. Of zou dat een andere reden hebben? Bovendien heeft hij wel zin in wat actie.

“Nee, niet doen. Rij die zandweg ginds in. Daar, rechts.”

Tegen de zwijgzame gast op de achterbank zegt hij: ”Heb je Victor ingelicht?”

“Jawel, Bachmann.”

Even blijft het ijzig stil op de bijrijdersstoel. Dan realiseert de tweede passagier zich dat hij een onvergeeflijke blunder heeft gemaakt. En onvergetelijk. Daar doet het antwoord van David niets aan af.

“Mooi. Verder niemand?”

“Nee, niemand.”

De BMW stopt na dertig meter het zandpad te zijn ingereden. In de wijde omgeving zien ze niemand. Een kudde bonte schapen knabbelt in een rap tempo aan het gras.

“Hoe ver nog, meneer?” vraagt de taxichauffeur aan David.

Zo langzamerhand snapt hij er niets meer van.

“Genoeg. Zet de motor maar af.”

“Jawel, meneer. Vergeet uw tas niet, meneer.”

“No worries.”

“Mooi, meneer.”

Dat zijn z’n laatste woorden want dan gaat het snel. David ritst zijn schoudertas open en haalt in één beweging een pistool met geluiddemper uit de plastic tas. Hij schiet de chauffeur een kogel door zijn hoofd. De jongeman slaakt een zucht van verbazing en kantelt langzaam tegen het zijportier. Het warme bloed druipt van de voorruit naar beneden. David richt zijn pistool na het schot meteen op de passagier op de achterbank. Dat ziet er dreigend uit en voorspelt niet veel goeds. De man staart hem met grote ogen aan. Uiterst langzaam beweegt zijn linkerhand naar het portier. Hij hoopt dat David dat niet ziet.

“Fuck you! Zitten blijven, Iwan van Schuuren,” snauwt David hem toe, “waag het niet! Want ik heb jou nog wat te vragen. Ik dacht dat jij mijn vriend was. Waarom heb je het gedaan…?”

“Ik heb niets gedaan, Bachmann, echt niet,” stamelt deze.

“Waarom, Iwan, wáárom, voor de laatste keer…”

Iwan van Schuuren weet dat zijn laatste minuut is ingegaan tenzij er een wonder gebeurt. Een alternatief was er niet; als hij niet was ingestapt, had hij hooguit een dag respijt gehad maar had dan onder de gruwelijkste omstandigheden de dood onder ogen moeten zien.

“Nee, niet doen, ik heb niets gedaan, echt niet, denk nou na, Bachmann, het was…,” smeekt hij nog.

“Leugenaar.”

Weer klinkt er een nauwelijks hoorbaar schot. Had David niet nog één tel kunnen wachten? Iwans hoofd knikt eerst naar achteren en dan naar voren, hij blijft zonder zich te bewegen zo zitten, het lijkt wel alsof hij slaapt. Ook nu is de autoruit rood gekleurd. David veegt met zijn zakdoek een spatje bloed van zijn schoudertas. Hij bergt zijn pistool op, stapt uit en wenkt de BMW die meteen komt aangereden. De moordenaar doorzoekt de zakken van Iwan. Tevreden met de vondst stopt hij een klein boekje met een kaft van bruin leer in zijn schoudertas. De auto blijft op twintig meter afstand van de taxi staan. Een jongeman beurt er een groene stalen jerrycan uit. Zo te zien is hij behoorlijk zwaar. De klep laat hij open staan. Dan komt er een tweede jongeman aangelopen die Davids koffers van de taxi naar de BMW brengt en in de kofferbak legt. Vervolgens veegt hij achterwaarts teruglopend zorgvuldig met een bezem de voetsporen in het zand weg. Tenslotte komt de chauffeur van de BMW over de grasrand aangesloft, een jonge knul uit Marokko van net in de dertig. Hij geeft David een stevige hand en stelt zich voor als Tarik Yacoubi.

“Opschieten, we hebben niet eeuwig de tijd,” spoort David hem aan terwijl hij op zijn horloge kijkt, “nog vier
minuten.”

Het is elf over half drie. Tarik pakt de jerrycan en giet die leeg in de auto. De meeste benzine giet hij over de twee slachtoffers. Als de anderen bij de BMW staan, gooit hij een brandende sigaret in de kofferbak.
Nu heeft hij wel haast om weg te komen. Even later schieten de vlammen huizenhoog de lucht in. Ze trekken alle drie andere schoenen aan, de oude worden in een plastic tas gedaan. Achterwaarts rijdt de auto het zandpad af tot de verharde weg en vervolgt daar de reis naar Badhoevedorp. Niemand zegt wat. Toch onder de indruk of zijn ze zo keihard en gevoelloos?

“Stop maar bij die bushalte na de verkeerslichten,” wijst David Bachmann na een poosje.

David stapt uit en loopt met de koffers honderd meter verder, richting het centrum waar zich een café
bevindt. De witte bolide is doorgereden, draait bij de eerste de beste zijstraat en rijdt zeer langzaam terug tot ze recht tegenover het café staan. De motor wordt afgezet. Het is precies drie uur.

David gaat het café in en bestelt een portie bitterballen en een glas bier. Heerlijk, zo van de tap. Niks kille blikjes. Hij leunt tevreden achterover. Thuis, in Daytona Beach, Fl., wist hij ook wel adresjes met speciale merken bier om van te genieten.

De BMW staat geduldig te wachten. Stelletje sukkels! Wat een amateurs! Als hij de bitterballen op heeft, pakt hij zijn mobieltje en bestelt een taxi die na een kwartier wachten voor komt rijden. Het jonge meisje achter de bar bedankt hem uitbundig voor het briefje van twintig. Ze snelt toe en houdt de deur voor hem open.

“Gauw tot ziens,” roept ze hem hoopvol na.

De sloffende taxichauffeur legt kreunend de kleinste koffer in de achterbak, voelt aan zijn onderrug en gaat dan zonder commentaar achter het stuur zitten. David voelt zich kwaad worden. Wat een hufter! Die kan zijn tip vergeten! Hij legt noodgedwongen de andere koffer zelf op de achterbank en sluit met een geweldige dreun het portier. Nu wordt de chauffeur inwendig kwaad. Ze moeten niet aan zijn auto komen! Dit wordt geen gezellig ritje.

“Waar moet de reis naar toe?” informeert de man die duidelijk op zijn pensioen zit te wachten.

Hij start de auto, rijdt nog niet weg.

“Omkeren, naar het centrum Duivendrecht.”

“Vooruit dan maar. Buitenlander?”

“Wat?”

“Uit het buitenland gekomen?”

“Ja. Denemarken.”

“Zeker net zo’n pestpokken weer als hier? Het is godverdorie overal hetzelfde. En die verrekte Turken en
Marokkanen liggen op hun rug in de zon te bakken.”

“Fuck you! Kop houden, sgu,” blaft David Bachmann die geen zin heeft in discriminerend gekanker, “doorrijden! Zie je dat die witte bmw ons volgt? Afschudden. Zo snel mogelijk.” (Deense vloek. ‘Skulle Gud hjælpe mig’. Moge God mij bijstaan.)

De taxichauffeur kijkt verbaasd in zijn spiegels. Afschudden? Hij zit toch niet in een Amerikaanse film? En de Amsterdamse maffia wil toch niet naar uitgerekend Duivendrecht om daar de oorlog uit te vechten? Maar ja, de klant is koning. Vooruit dan maar. Die Denen zijn soms zo lijp als een looien deur. Hij heeft er genoeg van in zijn wagen gehad. Ze maken met hem de kachel niet aan. Weer zitten ze in de witte auto te slapen. Na drie minuten zijn ze in geen velden of wegen meer te bekennen. De taxichauffeur grijnst. David begint te sms’en en schijnt de chauffeur vergeten te zijn. In Duivendrecht kijkt hij om zich heen en laat de chauffeur stoppen bij het trein- en metrostation. Het is opgehouden met regenen maar koud blijft het. Als de taxi met piepende banden - inderdaad, geen tip - uit het zicht is, komt de volgauto aangereden en stopt naast David Bachmann. De chauffeur stapt uit en geeft David weer een hand. Hij verontschuldigt zich uitgebreid.

“Dit leek nergens op!” snauwt David, “godverdomme, ik had wel tien keer omgelegd kunnen zijn. Wat zijn jullie voor groentjes? Nog een keer zo’n blunder en je kunt het schudden. En je twee vriendjes ook. Right? Koffers inladen, waar wachten jullie op?”

“Billie, Branko, stelletje luie ezels, horen jullie niet wat David zegt?” brult Tarik de order door.

De andere twee knapen springen uit de auto alsof er een granaat in is gegooid. Ze doen wat ze moeten doen en gaan weer zitten. Billie staat er om bekend dat hij maar één ambitie heeft: hopen dat hij geen zweet verliest. Dan komt de tweede uitbarsting van David.

“Fuck you all! Wat een lucht! Welke idioot rookt in mijn auto? Weg met die wiet als je morgenvroeg nog levend wilt opstaan. Weg met die sigaretten. Nooit meer, nergens in mijn buurt, begrepen?”

Ze knikken braaf. Branko gooit stiekem zijn halve sigaret op straat. Nog brandend.

“Wat is dat?” snauwt David opnieuw - hij ziet werkelijk alles -, “geen rotzooi op straat! Zijn jullie dat soms gewend in Marokko? Oprapen en bewaar hem maar in je broekzak. Anders eet je hem maar op. Heb je dat zonet soms ook gedaan? Dat zijn toch allemaal bewijzen voor de cops, man. Die hangen je op voor een peukje met jouw slijm. Vooruit, rijden, Tarik. Naar de Stadhouderskade, via de Amstelhaven.”

Ja, David heeft zijn huiswerk in het vliegtuig gemaakt. Branko raapt de peuk op en drukt hem uit op de zool van zijn schoen. Hij vindt het een raar idee maar stopt dan toch zijn peukje in zijn broekzak. Eigenlijk best vies. Straks stinkt zijn broek ernaar.

“En hoe heet dat hotel, David?” vraagt Tarik gedwee.

Boutique Hotel Notting Hill aan het Westeinde.”

“En toch moet ik zeggen als je het niet erg vindt dat je perfect Nederlands spreekt, David. Daar kunnen heel wat immigranten en asielzoekers een voorbeeld aan nemen. Nietwaar, Branko?” lacht hij plagend.

“Ach, man, kijk naar jezelf, man,” antwoordt deze chagrijnig.

Altijd moeten ze hem hebben. Alsof hij voor zijn plezier naar Nederland is gevlucht. Hij is als rasechte Berber, behorend tot de Imazighen, twee jaar geleden gewoon aan de dood ontsnapt!

“Een klein beetje is je Amerikaanse accent te horen,” vervolgt Tarik weer serieus, “maar hoe heb je de taal zo goed geleerd, David?”

“Oh, dat is van jaren terug, man. Arthur V. is een goede vriend en collega van mij en die heeft me dat
geleerd toen we samen in de bak zaten wegens gedoe met de escortbureaus. Plus een schriftelijke cursus als tijdverdrijf. Nu komt me dat goed van pas. Sommigen hebben vloeiend Spaans leren praten.”

Vanaf de achterbank wordt Tarik door Billie gewaarschuwd om netjes te rijden. Er rijdt een politieauto achter hen.

“Rustig blijven,” sist David ten overvloede, “zorg dat je niet opvalt.”

Even later worden ze ingehaald. Niets aan de hand. De agenten kijken stug voor zich uit, ze hebben een passagier aan boord die tamelijk lang naar Tarik en Branko kijkt. De laatste geeft hem een knipoog. De man heeft een grote pleister op zijn voorhoofd en een watje in zijn neusholte. Enigszins rood van het bloeden. Hij heft zijn handen verontschuldigend op. Geboeid. Natuurlijk onschuldig.

“Dus je kent de Karmeliet?” hervat Tarik.

“Wie?” vraagt Billie nieuwsgierig.

“Tuurlijk,” antwoordt David.

“Weet je dat niet? Arthur van M.noemen ze al jaren de Karmeliet maar dat heb ik ook maar van horen zeggen,” verklaart Tarik.

“En waarom dat dan?”

Tarik legt uit: “Omdat hij altijd op blote voeten in sandalen loopt. Dat doen de karmelieten ook. Zomer of winter, maakt niet uit.”

“Dus zweetvoeten heeft-ie niet,” grinnikt Billie.

Op de Stadhouderskade stapt David Bachmann uit en loopt over de Singelgracht naar het hotel op de hoek van het Westeinde. Aan de overkant staat het monumentale pand van de Nederlandsche Bank. Een lantaarnpaal en een verkeersbord staan geknakt bij de ingang van het hotel als toonbeeld van baldadigheid. Gelukkig zijn er meer bewijzen van werklust. Vier fietsen staan in het verroeste fietsenrek met achterwielen die vakkundig in een hoek van negentig graden zijn getrapt. Lang geleden! Hij checkt zich zonder problemen in en huurt een kamer op het oosten voor € 120,50 per nacht. Een verblijf zonder einddatum. Zijn handlangers zijn doorgereden en hebben de auto aan de zuidzijde van het hotel onder de bomen geparkeerd. De twee koffers dragen ze met gemak de acht treden op. Ook zij checken zich in en huren twee kamers, links en rechts naast die van David. Zonder einddatum. Tarik eist de linker kamer voor zich op. David Bachmann ligt die woensdagavond om tien over zeven in Amsterdam in bed. Een minuut later snurkt hij luid. Hij heeft nog drie uur voordat de visite komt.


Twitter Facebook LinkedIn Volgen



Tanfana Godin van de Germanen

Shortlist column Tubantia

Een nieuwe misdaadthriller De Haagse hel

De zeven zusters

Eenmaal, andermaal, verkocht. Of breng een bezoek aan de bieb