Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 11 van 14
Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 11 van 14
Hoofdstuk 10
Voor de vorm lopen Anne Spanjer en Simone Poeldijk afzonderlijk het terras af. Maar ook dat is hen aangeleerd: let op de kleinste details, ze kunnen je leven redden. Samen ben je één doelwit, afzonderlijk al twee zodat er minstens een kan overleven. Jan Bakker heeft hier zo vaak op gehamerd als ze samen een dienstje draaiden. Ja, ze heeft veel aan hem te danken. Een echte vriend. Na tien minuten komen ze terug en gaan aan een beschut tafeltje zitten, zodat ze vertrouwelijk kunnen praten. Simone biedt aan de bob te zijn, zodat Anne kan genieten van nog een lekker koud pilsje. Ze krijgen de kaart en bestellen alle twee asperges met zalm.
Dan barst Simone heel vriendelijk los: “Wat was er toch aan de hand met jou, Anne? Zat je op punaises of stond je broek in brand? En waarom ga je in godsnaam met je handen voor je gezicht op een terras zitten? Je leek wel een opa die verstoppertje speelde maar dan zonder kinderen. Ik begreep er niks van.”
“Nee, dat dankt je de koekoek. Weet je wel met wie je hebt zitten daten?” komt Anne ook meteen ter zake.
Ook hij ontploft bijna van de opgekropte spanning.
Simone haalt de schouders op: “Met een knappe Bernd van Bruinisse, da’s alles. Ik denk dat ik de boot aardig heb afgehouden. Het was best gezellig en ik geloof niet dat hij een oplichter is. Nee, zo beleefd en zo…”
“Simone! Stop eens! Please. Je lijkt wel een bakvis. Ik vroeg jou of je wist met wie je hebt zitten daten! Ik heb zijn foto eerder gezien en herkende hem meteen. Dat was Walter Dewackere, de oplichter met de hypotheekfraude, de oplichter met de computers uit Twello, de oplichter met de huurbusjes en ga zo maar door. Dat hebben we gistermiddag uitgebreid besproken. Waar was jij toen?”
“Gewoon, bezig. Toen Pontius ons samenriep? Ja, toen was ik aan het bellen. En toen ik klaar was, was Pontius ook bijna klaar. Het ging over een Turks echtpaar in Limburg.”
“Precies, en daarvóór ging het over deze oplichter. Snap je nou dat ik me suf prakkeseerde wat ik doen moest? Ik had de optie om hem staande te houden en meteen op te pakken...”
“Ja, klopt. Waarom dééd je het dan niet?” wil Simone graag weten.
“Voor wat dan? Hij praat gewoon privé met jou. Da’s niet strafbaar! En voor die andere overtredingen, sorry, vermoedelijke overtredingen moet ik zeggen, daarvoor moeten we harder bewijs hebben. Met voldoende bewijs om hem te arresteren, zei de baas letterlijk. De andere optie is dan natuurlijk: niet oppakken, laat maar lopen. Kijk…, aha, daar komen onze asperges.”
En tot de ober: “Meneer, mag ik nog zo’n lekker pilsje? Of ehm, wacht eens, doe maar een Duveltje, daar heb ik nou eens echt zin in.”
*
Het is zes uur geweest. Makelaar Driessen sluit zijn computer af. Het is mooi geweest vandaag. Het prachtige weer heeft altijd invloed op het gedrag van zijn klanten. Men koopt eerder een woning als de zon schijnt dan als er een hoosbui valt. Maar in deze tijd is succes op de woningmarkt dun gezaaid. Een kwestie van de lange adem, zo niet volgt de verstikkingsdood. En reken erop dat er al heel wat gesneuveld zijn. Dan gaat de telefoon. Zou het dit keer lukken een pandje te verkopen?
“Goedendag. Makelaarskantoor Driessen, met Jan Driessen.”
“Dag, meneer Driessen. Mijn naam is Karel van Amerongen uit Venlo, adviseur en bemiddelaar. Namens een klant van mij informeer ik naar te koop staande villa’s aangezien hij betrouwbare beleggingsobjecten zoekt in die sector. Ik kreeg een vertrouwelijke tip over een villa in Beekbergen, aan de Hietveldweg. Is die nog beschikbaar op de markt?”
Driessen gaat rustig zitten en zegt: “Jazeker, meneer van Amerongen. Ik kan u verzekeren dat dit een zeer gewild pand is met meerdere mogelijkheden. Vooral thuisbankieren, als u begrijpt wat ik bedoel. En over Beekbergen hoef ik u zeker niets te vertellen, de parel van Apeldoorn en omgeving. Er gaan geruchten dat de koninklijke familie er een buitenhuis wil kopen.”
“En om welk pand gaat het precies?”
“Ehm, nummer 54. De eigenares houdt de verkoop nog even stil maar ik kan zo een afspraak met u regelen. Momenteel heb ik er huurders ingezet om het kraken te weren en de financiële kant te behartigen.”
“Noemt u mij de vraagprijs eens.”
“Die is € 789.000,- maar daar kan op dit niveau over onderhandeld worden.”
“Mijn hartelijke dank voor deze informatie. Ik zal nader overleggen met mijn cliënt. Een prettige dag verder.”
*
“Zullen we een toetje nemen?” vraagt Simone Poeldijk aan Anne Spanjer.
Op dat moment gaat het mobieltje van Anne.
“Heb ik het jou niet gezegd?” zegt Anne triomfantelijk.
Hij luistert geduldig zonder de beller te onderbreken. Hier komt zijn sterkste karaktertrek naar buiten. Hij is zo vasthoudend als een boze inktvis met zestien armen.
“Alleen maar informatie, zegt ie? Maar wel exact de Hietveldweg?” antwoordt hij uiteindelijk.
Anne bedankt de ander hartelijk voor alle medewerking en maakt de afspraak dat ze elkaar op de hoogte zullen houden.
“Dat was makelaar Driessen uit Beekbergen. Zie je wel, Simone? Ik had je toch gezegd dat als je date niet zuiver op de korrel is, dat hij zou informeren naar de waarde van de villa. Hij wil zeker weten dat er geld zit bij jou. Veel geld. Daar richt zich zijn strategie op, wat ik je brom. Dat je tweede date nota bene Walter Dewackere was, is onvoorstelbaar. Die zwemt zo onze netten in... We zullen straks Pontius maar inlichten, hé?”
“Mooi, zeg. Ja, dat moet ik toegeven, hij informeerde wel heel tactisch hoe ik woonde en waar. Daarom gaf ik het huisnummer ook niet en stond er geen bord in de tuin. Haha, hij is er ingestonken. En mooi dat die makelaar meewerkt.”
“Tja, van je familie moet je het hebben. Zo is mijn oom wel. Zijn vader zat ook bij de politie,” verduidelijkt Anne.
“De vader van je oom is dan toch je opa?”
“Nee, van mijn moeders kant. Een broer van mijn moeder.”
Simone knikt, kijkt Anne verwachtingsvol aan en zegt dan: “En…?”
Deze haalt zijn schouders op: “Wat: en? Wou je de hele genealogische stamboom van de familie Spanjer horen?”
“Sukkeltje! Ik vroeg jou: nemen we een toetje?”
*
Na een verschrikkelijk noodweer in de nacht van woensdag op donderdag is iedereen weer bij de les. Het stof is weggespoeld, de flora en fauna maken zich op voor een nieuwe fase in hun bestaan en de mensen staan ’s morgens heel deemoedig op. Wat een geweld! Wat een vuur! Wat een geraas. Oorverdovend. Machtige eiken met reusachtige takken die verder moeten buigen dan ze kunnen en dus afknappen als een dor takje in de handen van een woedende gorilla. En wat is daar tegen te doen? Niets, niets en nog eens niets. De kranten smullen van deze gebeurtenissen. Eindelijk weer nieuws, nieuwe verhalen en nieuwe foto’s van platgedrukte auto’s en ingestorte gevels. Daar zijn de buien van verleden week niets bij. Toen werd er om gejuicht en gelachen. Maar ’s nachts is alles anders als overdag. Men zegt niet voor niets: de nacht is voor het ongedierte. Mensen die niet met vakantie zijn, vertellen op het werk opgewonden aan collega’s of medewerkers wat ze die nacht hadden gezien en gehoord. Zo ook in het Hotel et le Café de Paris in Apeldoorn. Hoofdinspecteur mr. Pontius van der Luiten van de MMB laat zijn mensen even begaan. Sommigen bellen voor de zoveelste keer met het thuisfront. De meeste huilende kinderen hadden om hun vader geroepen maar tja, die was er even niet. En de moeders waren nog banger dan hun kinderen maar lieten dat niet merken natuurlijk als ze verstandig waren. Hun zoon Léon was door alles heen geslapen, had Marianne trots gezegd. Die avond had hij een training gehad die de zwaarste tot nu toe was geweest. Er waren tien afvallers. Hij zat er gelukkig niet bij.
“Is iedereen er? Waar blijft Dirk?” vraagt Pontius aan Henkjan Bovendijks.
Vóór de briefing had Henkjan op beschuit met muisjes getrakteerd. Op een bord liggen er nog wel tien op een liefhebber te wachten. Het team had een paar eurootjes bij elkaar gesprokkeld en Simone had een echt cadeautje voor de jonge Melis gekocht. Het idee van de chef van een fruitmandje ging honend de prullenmand in.
“Ik zou het niet weten, Pontius, maar het kan zijn dat hij zich heeft verslapen en nu nog aan zijn ontbijtje zit. Wacht, ik laat Sandra wel even poolshoogte nemen. Die oudjes kunnen tegenwoordig niet meer zonder een nachtje slaap.”
“Mensen, we gaan beginnen. Onthoud of schrijf op wat je nog niet wist want we krijgen steeds meer informatie en gaan dus de goeie kant op. Anne heeft dinsdagmiddag in Voorthuizen een beruchte tasjesdief gearresteerd. Zeg nou niet het is maar een damestasje want bij huiszoeking zijn 226 tasjes gevonden. Keurig op datum op de zolder opgehangen aan de hanenbalken. Met pinpassen erin, lege portefeuilles uiteraard, maandverband, trouwringen…”
“Trouwringen…?” roept Esila Yildirim verbaasd uit.
“Ja, echt,” bevestigt Pontius nuchter, “trouwringen, make-up en alles wat de dames bewaren voor het nageslacht. Nu dus ook bijna het tasje van Simone, de brutaliteit. Een arrestatie met het nodige geluk, zal ik maar zeggen want het was niet de bedoeling. Maar toch, zeer alert gereageerd, Anne, bravo! Overigens heeft hij alles bekend. Steeds tijdens het daten. We konden slechts veertien aangiftes traceren in heel het land. Soit. Ik zal nu een overzicht geven van de oplichtingszaken. In de eerste plaats het dossier Dewackere. Die man is zeer productief gebleken. Allereerst zijn pseudoniemen. Hij heet volgens de gemeentelijke basisadministratie van Apeldoorn Walter Dewackere, is geboren in Terneuzen maar hij noemt zich ook: Guido Groenhoof, van de computers, of Martijn Oosterhof, van de leningen, of Reekers, van de huurauto’s, of Bernd van Bruinisse, van de valse dates, of Karel van Amerongen, van de villa-informatie. Ik heb eerder al gezegd dat we die man deze week gaan oppakken als we voldoende bewijs hebben. Het wordt hoog tijd. Hij kan ons niet ontgaan want er zijn al meerdere contacten met hem geweest en we weten waar hij woont. Simone heeft zelfs de eer gehad een halve middag met hem te flirten in Voorthuizen en zij wist toen goddank niet dat hij het was. Hoe is dat gisteren verder afgelopen met je tweede date met hem, Simone?”
Op dat moment komen Dirk en Sandra binnen. Dirk wijst op zijn buik. Sandra knijpt haar neus dicht. De collega’s weten genoeg.
“Ehm… Goed. Ja, best wel. Het mailen begon dinsdag meteen al toen ik goed en wel in het hotel was. Dat heb ik bewust zo gedaan na overleg met jou en Henkjan. Walter had haast zoals jullie voorspeld hadden en de tweede date over een week, zoals ik dinsdag liet doorschemeren, zag hij niet zo zitten. Nee, hij bleef wel netjes. Dus ging ik zogenaamd door de knieën en heb hem gisteren weer ontmoet.”
“En nog resultaat geboekt?”
“Zeker. Hij begon na een omtrekkende beweging…”
“… Het lijkt wel voetballen wat jullie doen,” lacht Jan Bakker.
Brigadier Simone Poeldijk kijkt een beetje verstoord naar hem. Ze houdt niet van interrupties als ze serieus bezig is verslag te doen. Jan weet dat ook en buigt zijn hoofd. Ze zijn bijna even oud en hebben samen al veel dienstjes gedraaid in Hardenberg waardoor er een hechte vriendschap is ontstaan. Simone is kind aan huis bij Jan.
“Sorry, Simone, zal het niet weer doen.”
“Mooi, dat hoop ik ook. Waar was ik? Oh ja, meneer Dewackere begon weer over de villa. De verkoop daarvan. En hij wist een manier om op zeer korte termijn die villa te verkopen terwijl hij daarna heel slim makelaar Driessen afkraakte. Dat kantoor zou zeer slecht bekend staan bij de bond van makelaars. Hij wist misschien wel een potentiële klant. Een zakenrelatie uit Zwitserland. Maar Walter wilde zich niet opdringen, zeker niet. Hij deed het tenslotte voor mij. Oh ja, hij wist ook nog een betrouwbare notaris in Utrecht. Daar had hij al veel zaken mee gedaan.”
“Wat zei hij dat hij deed voor de kost?” vraagt Joop ter Braak, “want hij moet toch ook een dekmantel hebben voor zulke praatjes.”
Joop wrijft zich over zijn kale schedel en dat is geen best teken. Dan denkt Joop aan de volgende wandeltocht van 30 km want tijdens die uren krijgt hij de geniaalste ideeën.
“Natuurlijk. Hij was directeur van een beleggingsadviesbureau. Maar in feite gaf hij financieel advies op elk gebied. Toch schepte hij niet op, nee, hij is geen branieschopper. En ik heb gezien dat hij in een zwarte BMW reed.”
Pontius stelt de hamvraag: “Wat wil hij hier allemaal mee bereiken? Wil hij de villa voor jou verkopen, Simone, en er met het geld vandoor gaan? Bijna acht ton, da’s niet misselijk. Dan moeten wij heel ver gaan, heel ver. Want de eigenaar van de villa weet nergens van en dat wil ik zo houden. Het spelletje tot nu toe is leuk maar we gaan niet over de grenzen van de wetten. En een nep-akte passeren bij een nep-notaris is ook al zo’n gedoe. We moeten oppassen dat we geen misdrijf gaan uitlokken. Waar kunnen wij hem eerder op pakken? Hij moet uit zichzelf actie ondernemen. Kennelijk zorgt hij zelf voor een koper, voor een makelaar en voor een notaris. Hoe ver laat hij zich door jou om de tuin leiden? Wie heeft er een briljant idee?”
Iedereen zwijgt. Ze moeten er lang over nadenken. Pontius zegt te verwachten dat ze er later op terugkomen. Vervolgens geeft hij een overzicht van de andere dossiers. Stuk voor stuk knap denkwerk, alleen jammer dat ze bij wet strafbaar zijn gesteld. Als de briefing ten einde loopt, krijgt Jan Bakker telefoon van zijn vrouw. Hij snelt naar de gang want het móet wel dringend zijn. De afspraak is dat er ’s avonds om half negen wordt gebeld als er nieuws is. Zijn vrouw valt met de deur in huis en vertelt hem dat ’s nachts vijftien konijnen zijn gestorven. Een paar hebben nog eerste prijzen gewonnen. Waarschijnlijk toch ten gevolge van het noodweer, concludeert Jan verdrietig. Dan komt de aap uit de mouw. Nou nee, drie dagen eerder waren er ook al zeven doodgegaan maar dat wilde ze toen niet vertellen om hem niet ongerust te maken. Dit is een geweldige klap voor Jan. Zijn Dalmatiërs rex zijn z’n liefste bezit en zijn trots. Zijn hele fokschema loopt gevaar. Hij kan niet anders dan zijn vrouw te vragen de dierenarts erbij te halen om de gezonde dieren te onderzoeken. En dan maar hopen dat er een einde aan de raadselachtige besmetting komt.
*
Ofschoon de morgen bijna ten einde loopt, trekt Henk van der Wurp de koelkastdeur weer open en pakt de vierkante fles. Mooi koud want ijskoud is niet lekker. Met moeite giet hij langzaam zijn glas vol, iets te vol zelfs maar dat hindert hem niet. Inventiviteit kan hem niet ontzegd worden. Hij knielt voor de glazen tafel, tuit zijn lippen en zuigt als het ware de jenever op.
“Zo, alles wat ik betaald heb, is van mij,” mompelt hij grimmig, “en wat van mij is, is niet van jou. Haha. Sloerie! Slet! Slons! Serpent! Jaja, rustig maar, mensen, straks bedenk ik nog wel meer lieve woordjes voor dat stuk ongeluk, tuig van de bovenste richel.”
Het is duidelijk dat hij zijn liefhebbende echtgenote Dinie bedoelt. Zijn vrouw is helaas pindakaas al twee dagen spoorloos. Ze had dinsdags haar fiets gepakt, een grote reistas achterop, twee kleinere tassen aan weerskanten van het stuur. Ze gaf geen afscheidskus, ze keek niet achterom, zwaaide niet ten afscheid maar sloeg slingerend de hoek om. Weg! Waar ging zij naar toe? Waar sliep zij vannacht? Hoe komt ze aan geld? Henk bleef bij de winkeldeur staan met tranen in zijn ogen.
“Mooi, opgeruimd staat netjes,” gromde hij toen hij de deur dichtknalde en op slot deed.
Wel vond hij haar briefje op zijn bedkussen, naast de krant van die dag. Of hij voortaan zelf voor het eten wilde zorgen en in de krant stonden genoeg seksnummers. Die advertenties had ze met een rode lippenstift omcirkeld. Toen hij de eerste las, zag hij dat het een homo-oproep was. Wat een hatelijk mens en daar was hij al vijftien jaar mee getrouwd. Hij had na een paar uur een paar kennissen gebeld, zelfs haar zus en broer maar niemand had iets van Dinie gehoord of gezien. Maar daar kon hij ook niet 100% op vertrouwen. Ze konden best liegen dat ze zwart zien. Vooral Trees. Ook zo’n achterbaks mens. Henk kan het allemaal niet vergeten, de gedachten komen steeds terug. Hij knijpt zijn ogen samen. Hij ziet zichzelf achter Trees staan als ze op die aanstellerige manier lacht. Dan klieft de bijl haar nek. Net als bij het slachten van een kip spuit het bloed met een grote boog tegen de muur. Haar hoofd stuitert onder een stoel. Dan is ze helemaal weg. Foetsie. Net als Dinie, die is ook foetsie. Henk van der Wurp vult zijn glas maar weer en bedenkt dan dat hij net zo goed het glas in een keer kan legen. Scheelt hem een paar keer vooroverbuigen en ook nog eens een boel gemors van het kostbare vuurwater op zijn broek. Drie keer hijst hij het glas in een teug achterover. Wel effe slikken steeds. De volgende gedachte is, dat hij net zo goed het glaasje in de kast kan laten staan. Scheelt weer afwas. En een slok jenever uit de oorspronkelijke fles is net zo lekker en veel gemakkelijker. Hij proeft veel meer aroma’s. Toch eens kijken of dat bij de volgende slok ook zo is. Nou…, bijna gelijk. Dan nog eens proeven… Automatisch wacht hij op snibbig commentaar… Nee, ook dat zal hij voortaan moeten missen. Trouwens, als dat naar binnen takelen in dit tempo doorgaat, moet hij straks eerst een nieuwe fles halen. Het idee veroorzaakt paniek in de tent: dat lukt hem nooit. Zonet was hij ook al gestruikeld omdat de stoel niet daar stond waar hij dacht dat ie moest staan. Iemand moest hem verplaatst hebben, zeker weten. Wacht, hij kan beter bellen of ze niet een paar flessen thuis kunnen brengen. Dat mag gerust ietsjes duurder zijn, hij betaalt toch wel! Wanneer…? Morgen! Later! Zit toch niet zo te zeiken. Wat maakt dat nou uit? Als Guido het geld brengt, kan hij die hele prutslijterij wel opkopen. Ja, toch?