Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 10
Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 10
Sakina Türkyilmaz is na de koffie verder gegaan met haar bestelronde. De traantjes zijn gedroogd, de bonbons waren lekkerder dan ooit en de baas kan de pot op. Ondanks de verleiding om lekker in het zonnetje in de tuin te gaan liggen dromen over Sakina, blijft Walter Dewackere binnenshuis aan het werk. Het is onvoorstelbaar hoeveel aanmeldingen hij per e-mail heeft binnengekregen via zijn internet oproep. De fraaiste slagzinnen zijn bedacht voor de firma Medemblik en om sommige kan hij nog hartelijk lachen ook. Zo treurig! Echt. Een ramp voor het land. Hier, een voorbeeld. Als ik lees in mijn boek, doe ik het in mijn broek. Wat zal die simpele ziel blij zijn met het gouden kettinkje dat Walter heeft ingekocht voor vijf euro. Net als bij de deodorant kreeg hij een kwantumkorting van 42%. Dat is pas zaken doen. Geduldig maakt hij lijstjes van de adressen door heel het land, maakt de verzendingen in verschillende afmetingen met verschillend cadeaupapier klaar en post ze in diverse brievenbussen in Deventer en Amersfoort en omliggende dorpjes. Zelfs de qua uiterlijk verschillende etiketten worden op drie verschillende computers en printers vervaardigd. Een zo groot mogelijke spreiding van activiteiten en middelen is van cruciaal belang, heeft hij ondervonden. Gelukkig niet aan den lijve want hij heeft erover gelezen in Het Parool met dank voor de educatieve voorlichting. Wat was het geval?
Een tiental jaren terug vonden zo’n vijftig bankovervallen en zo’n twintig andere zware misdrijven plaats en een bende uit Amsterdam-Oost kon jarenlang maar niet gegrepen worden. De rechercheurs werden er gek van. Zulk extreem geweld hadden ze nog niet eerder meegemaakt. Totdat het de politie in 2006 opviel dat na de overval een speciaal soort voorhamer van een Duits merk vaak werd achtergelaten in de bank. En alleen Praxis verkoopt die hamers in Nederland. Zeker twaalf van deze mokers werden gekocht in de Praxisvestiging aan de Molukkenstraat in de Amsterdamse Indische Buurt. De getergde politie herkende de kopers van Noord-Afrikaanse herkomst op videobeelden. Ze maakten deel uit van de kern van een criminele bende van zo’n vijftig tot honderd man. Hoe mateloos dom kun je zijn? Een moker laat je toch niet slingeren? Zeker vroeger nooit geleerd om je rotzooi achter je kont op te ruimen, dacht Walter geërgerd. Nee, zulke fouten zou hij niet maken als perfectionist. Zulke niet! Andere wel?
Hoofdstuk 9
De dinsdag loopt in het spoor van de vorige dag. Bijzonder zonnig. Dat komt brigadier Simone Poeldijk uitermate gunstig uit, want die grauwe regenbuien maken haar toch wel neerslachtig. Zenuwachtig kleedt ze zich zo jeugdig mogelijk aan nadat ze zich voor de tweede keer die morgen heeft gedoucht. Een zacht tikje op de deur en hoofdagent Esila Yildirim en agent Sandra Fierink komen giechelend binnen.
“En hoe is het met de prinses?” vraagt Esila.
“En de paarden en hun prinsen?” vult Sandra aan.
“Nou, meiden, doe niet zo flauw, zeg. Denk je dat ik het leuk vind? God weet wat voor engerds het zijn. Moet je kijken, ik krijg er kippenvel van.”
“Of ze stinken uit de mond, dat kan ook,” vindt Sandra optimistisch, “ja, sommigen boeren of laten scheten waar je bij zit, daarom ben ik blij dat ik nog vrijgezel ben.”
Esila stopt met plagen en vraagt aan Simone: “Hoe laat heb je de eerste date? Jullie gaan toch naar restaurant Het Herdertje in Voorthuizen, hé?”
“Ja, dat klopt. Straks om twee uur. Volgens de beelden op internet is dat een heel knus restaurant met een heel gezellig terras. Groot ook. Daar kunnen we wel ongestoord onder de bomen zitten, vermoed ik. Of onder een lantaarnpaal. En de tweede date is om vier uur. Ook daar. Anne Spanjer heeft dat zo geregeld. Hij gaat ook mee als rugdekking voor het geval ze lastig gaan doen.”
“Nou, zo’n pottenkijker wou ik er niet bij hebben als ik mijn eerste liefde ontmoet,” lacht Sandra.
Esila reageert verbaasd op de rugdekking: “Nee, joh, ze zullen toch niet zo hitsig zijn dat ze je aanranden op een terras, Simone? Dan geef je ze toch zelf wel een knietje? En meteen een uppercut! Maar goed, Anne weet wel wat hij doet als undercover. Dus ze zijn allebei nog nooit getrouwd geweest? Op die leeftijd!”
“Nee, en hun hobby’s zijn tennissen, wandelen, fietsen, naar de bioscoop gaan, uit eten gaan en de schouwburg. Maar weet je, die David vertrouw ik nu al niet, afijn, daarom hebben we hem ook uitgekozen. Net als Harm.”
“En waarom niet?”
“Simpel. In het laatste mailtje vroeg David mij of ik hem nota bene vijfentwintig euro wilde overmaken want hij had zijn pinpas verloren en de bank deed moeilijk. Of het duurde langer dan normaal want ze hadden fouten gemaakt, weet ik veel. Een heel gedoe, dat weet ik wel.”
“Dat heb je zeker toch niet gedaan, Simone?”
“En heeft ie nou wel geld dan?”
Simone zegt kalm: “Ben je gek? Als ik het hem geef, is hij niet strafbaar. Nee, hij moet mij hoe dan ook oplichten voordat we gaan ingrijpen. Dus zou hij het van me moeten lenen en nooit terugbetalen.”
“Natuurlijk. Ik hoop dat jullie succes hebben,” antwoordt Sandra enthousiast, “en als er een van de twee overblijft en hij is heel knap, bewaar hem dan maar voor mij.”
“Ik zal er aan denken.”
Weer wordt er op de deur getikt. Op de gang roept Anne Spanjer of Simone al zo ver is. Ze moeten nu weg om niet te laat te komen. Sandra opent de kamerdeur en laat Anne binnen. Zijn mond valt open van verbazing als hij haar slanke benen en stevige kuiten ziet op hoge hakken. Hij krijgt een kleur op zijn wangen en een beetje zweet op zijn voorhoofd. Ze draagt een prachtig rood kort rokje met een tamelijk laag uitgesneden zijden bloesje. Bijna te laag! Daar moet een man niet te lang naar staren, anders groeit er wat... Haar lippen zijn glanzend rood. Kersenrood. Ja, ze maakt zich altijd heel knap op, die Tatjana van de Drentse toendra.
“Zozoo, waar gaat dat naartoe?” kan hij niet nalaten bewonderend op te merken.
Hij meent het echt. Op Terschelling en zeker ook in Formerum loopt heel wat moois rond maar deze Drentse spant de kroon. Ondanks haar leeftijd. Simone krijgt er ook een kleur van en bedankt hem voor dit compliment.
*
Twee kilometer voordat ze het restaurant Het Herdertje naderen, slaat Anne Spanjer een zijweggetje in en stopt daar na honderd meter. Hij stapt uit en Simone neemt het stuur over. Anne zal lopend naar het restaurant gaan en daar een boek gaan lezen of zich puzzelend vermaken. Hij heeft zich gekleed als een wandelaar. Stevige schoenen, dikke kousen, korte broek, rugzak, strooien hoedje, zonnebril en wandelstok. Simone geeft hem een voorsprong van twintig minuten en rijdt dan uiterlijk kalm naar Het Herdertje maar inwendig is ze zo zenuwachtig als een puber. Het hele gedoe met die datingfraudeurs doet haar denken aan haar eigen ervaringen toen ze verkering kreeg met Abke. Een fantastische begintijd waarin ze maar niet genoeg van elkaar konden krijgen. Die kriebels in de buik als Abke beloofd had te komen en een half uur te laat kwam. En dan het geplande huwelijk. Nog twee dagen… Nog een dag… Zij voelde zich de gelukkigste bruid van de stad. Maar hij haalde het net niet. Afijn, hij wilde het niet halen. Nu moet ze spelen alsof ze een lieve man zoekt. Toneelspel. Alleen maar om hem achter de tralies te krijgen. Voor het politiewerk. Bah. Wat een rotbaan soms. Bij het terras kijkt ze zo onopvallend mogelijk rond. Ze ziet Anne zitten die haar een knipoog geeft en kiest een tafeltje waar hij haar goed in de gaten kan houden. Ze hebben afgesproken dat bij uiterste nood zij haar handtasje zal pakken en de inhoud op de tafel zal kieperen. Het is er gezellig druk. Er wordt gelachen, ze ziet alleen maar blije mensen. Dan komt een jongeman op haar af met een brede grijns. Jaar of veertig, hoge haargrens, zeer moderne bril, flink postuur en vermoedelijk dure kleding. Volgens zijn profiel op de datingsite is hij commercieel manager.
“Hallo. Neem me niet kwalijk. Ik ben David. Mag ik vragen of jij Simone bent?”
“Jazeker. Ik ben Simone.”
Ze geeft hem een hand ofschoon David aanstalten maakte om te gaan kussen. Dat hoeft nou ook weer niet direct van Simone.
“Mooi, dan hebben wij een date. Alsjeblieft, een bosje bloemen voor jou. Zullen we daar gaan zitten?”
David wijst naar een tafeltje onder een paar bomen, helemaal aan de andere kant van het terras.
“Dankjewel, dat had je niet hoeven te doen, hoor. Oh, als je het niet erg vindt, zit ik liever hier. Lekker in de zon en daar is alleen maar schaduw,” lacht ze vriendelijk maar beslist.
“Geen probleem. Ik zit ook liever in de zon maar ik dacht dat jij liever in de schaduw zou willen zitten,” geeft David vlot toe.
Hier gruwt Simone ontzettend van. Gadverdamme, een vent die voor haar denkt! Ze is toch warempel geen kleuter. Wat denkt hij wel? Als zij in de schaduw wil zitten, zegt ze dat zelf toch wel. Nu is ze wel blij dat het maar toneelspel is, want in het echt was ze nu opgestaan en had ze dagdag met het handje gezwaaid. Bovendien praat hij zo bekakt als tien Hagenezen en dat lust dit boerenmeisje uit Emmen niet. Dus: doorbijten, Simone, praat ze zichzelf moed in. Gelukkig komt de ober snel om de bestelling op te nemen. Wat onwennig zit David op zijn stoel te draaien, wachtend op zijn kopje koffie met appeltaart en een cappuccinootje voor Simone. Het gesprek komt niet echt op gang. Te lange pauzes, verkeerde onderwerpen. Herhalingen. Misverstanden door iets anders te begrijpen dan wat gezegd is.
“Mag ik zeggen dat je er fantastisch jeugdig uitziet?” waagt de donjuan eindelijk te zeggen.
“Dankjewel voor dit compliment,” zegt Simone automatisch, “maar ik heb een brandende vraag. Ik hoop niet dat je me te brutaal vindt…?”
“Nee, nee, ehm, ga gerust je gang. Waar brandt het?” antwoordt David met een zuinig gezicht.
“Wel, David, in de laatste mail vroeg jij aan mij of ik jou vijfentwintig euro wilde overmaken. Dat is niet gebruikelijk, hé? Tenminste, dat lijkt mij. Hoe zit dat precies?”
David zet haastig zijn kopje koffie neer en haspelt: “Ja, oh ja, oei, oei, dat was een blunder van mij, sorry. Ik heb de pinpas inmiddels gekregen en alles is financieel in orde. Anders was ik echt in de problemen gekomen want er zat ook geen benzine meer in mijn auto. Tja, hoe kom je dan aan geld? Dat is nog niet zo makkelijk, hoor. En toen dacht ik, ik vraag het gewoon. Dan krijg je het later wel terug. Een tijdelijke lening, zeg maar.”
“Oh, gelukkig.”
Het gesprek wordt nu hoofdzakelijk door Simone Poeldijk op gang gehouden. Koetjes en kalfjes worden afgewisseld met persoonlijke vragen waarbij Simone heel handig aftast of David een oplichter kan zijn of niet. Zijn antwoorden zijn niet waterdicht en kristalhelder maar dat kan weer komen door zijn zenuwen. Het streelt Simone wel dat zij de allereerste date is van David. Hij had wel eerder een date gehad, zei hij maar steeds een dag van tevoren weer afgezegd. Bang dat hij zou worden afgewezen. Bang dat hij zich zou verspreken. Tuurlijk, nu heeft hij ook geen garantie maar het voelt anders. Simone komt hem zo vertrouwd over, zegt-ie. Uiteindelijk gelooft zij niet dat hij zo’n vrouwenversierder is die ook nog een paar ton losklopt bij eenzame vrouwen. Maar heeft zij gelijk? Is dat misschien de geniepige val waar al die vrouwen juist intrappen? Af en toe kijkt Simone naar Anne die zijn boek een beetje hoog houdt zodat hij er ook langs kan kijken zonder dat het opvalt. Aan het strakke gezicht van zijn collega kan Anne wel zien dat de sfeer er niet in zit. Het klikt niet tussen die twee en dat is maar goed ook. Om drie uur staat Simone op ten teken dat de date is afgelopen maar ze wil eerst nog naar het toilet.
“Wil jij dan alvast de ober roepen?” vraagt zij, “en pas meteen op mijn tasje, wil je?”
David kijkt haar na totdat ze in het restaurant is verdwenen. Hij ziet nog dat een ober haar naar links wijst. Dan staat hij op en kijkt snel maar onopvallend rond. Niemand besteedt aandacht aan hem. Waarom ook? Tenminste, dat denkt hij. Anne Spanjer gaat rechtop zitten want hij gelooft zijn ogen niet. Automatisch wordt hij kwaad want hier gebeurt iets wat niet hoort in de maatschappij. David pakt brutaalweg het handtasje van Simone, klemt dat onder zijn colbertje en loopt rustig het terras af. Onmiddellijk komt Anne in actie, grist zijn rugzak mee en spurt achter David aan die net het trottoir heeft bereikt. Als hij hem heeft ingehaald, legt hij met een daverende klap zijn hand op diens schouder. David draait zich verrast om en slaakt een rauwe kreet van schrik.
“Halt, politie,” roept Anne luid, “u bent nu gearresteerd.”
Hij laat zijn identificatiebewijs zien en knijpt nog iets steviger in de kleding van deze laffe gauwdief. Het is Anne intuïtief meteen duidelijk dat het niet de eerste keer is dat deze jongeman er met een dameshandtasje vandoor gaat. Praktisch iedere dame heeft immers een tasje bij zich bij een date. Op het terras gaan sommige mensen staan, ze hebben in de gaten dat er iets aan de hand is. De obers hebben elkaar al ingeseind en drommen volgens afspraak tezamen. Zo nodig storten ze zich met zijn allen op de onverlaat zoals een kudde olifanten op een karbouw. Simone komt ook terug en overziet onmiddellijk de situatie. De alarmbellen klinken door tot in haar buik. Anne weg…, David weg…, handtasje weg…, het moet niet gekker worden. Dan kijkt ze opzij van het terras. waarachtig, daar staan ze op straat en Anne wenkt haar.
“Wat is er aan de hand, Anne?” hijgt ze toch nog, meer van verbazing dan van het stukje hardlopen.
David staat tegen een lantaarnpaal geleund met geboeide handen op zijn rug. Brutaal kijkt hij terug.
“Een heterdaadje. Deze meneer pikte jouw tasje maar kwam niet ver. Wil jij de wijkpost Voorthuizen even bellen, dan kunnen ze die lummel hier ophalen en even voor ons in de diepvries bewaren tot we hier helemaal klaar zijn. Het papierwerk komt later wel.”
“Prima, we hebben nog tijd tot het vier uur is. Dat moet wel lukken.”
*
Een beroepsvisser noemt zoiets ‘bijvangst’ als hij op de Noordzee zijn netten inhaalt en er zit een witte haai tussen de kabeljauw. De collega’s van de wijkpost Voorthuizen wisten te vertellen aan Simone Poeldijk en Anne Spanjer dat die lummel zoals Anne hem aanduidde rustig een grote vis genoemd mag worden. Hij bleek landelijk op de datingmarkt te opereren en had maar een doel: het handtasje van de dames te pikken. En: van tevoren via de mail alvast een fooitje te vangen. Simone loopt om half vier een eindje om zodat ze even na vieren weer op het terras gaat zitten. Ze neemt hetzelfde tafeltje, Anne doet hetzelfde op de achtergrond. Dat geeft vertrouwen en Simone rekent op de discretie van de ober. Rechts voor haar staat een jongeman op en komt zonder aarzeling op haar toe. Een knappe man, zwart haar, slank voor zijn lengte. Het ritueel van twee uur eerder herhaalt zich maar nu is er vanaf het begin geen ongezonde spanning, geen gedonder om een andere plaats en het gesprek verloopt soepeltjes. Hij had zich voorgesteld als Bernd van Bruinisse. Licht ten overvloede toe dat zijn nickname op de site ‘Harm’ was omdat hij zakelijk gezien zijn echte naam niet op straat wou gooien. Te privé. Daarna uit hij ook zijn bewondering voor de knappe en jeugdige Simone. Hij schat dat ze jonger is dat hijzelf en dat laat Tatjana maar zo met een knipoog. Ondertussen is er iets gebeurd waar Simone geen weet van heeft en onmogelijk kon raden. Natuurlijk kijkt ze ook nu regelmatig naar Anne die echter nu niet meer stilletjes zit te lezen. Nee, hij draait heen en weer op zijn stoel, is duidelijk zenuwachtig maar Simone denkt dat dit komt door dat akkefietje met David. Zij legt het uit als extra alertheid bij haar collega. Bernd van Bruinisse en Simone Poeldijk zitten lekker in de zon te genieten van een glas bier en een wit wijntje, zodat het terloopse korte zwijgen hen de gelegenheid geeft de andere gasten te aanschouwen. Een vermakelijke bezigheid. Anne zit ook met een glas bier in zijn hand. Na een uurtje betrapt Simone zich op de gedachte dat het dit keer een aantrekkelijk klusje is voor een politierechercheur. Er komen tenminste geen bloedspetters of gebroken botten aan te pas. Tot nu toe! Je weet maar nooit, is een veel gebruikt adagium bij de politie. Kennelijk heeft de date lang genoeg geduurd voor Bernd om dieper op de zaken in te gaan, onderwerpen bepraten die intiemer zijn, meer privé, gevoeliger, emotioneler.
“Dus je moeder is een jaar geleden gestorven? Heb je dat nu al kunnen verwerken? Hoe bijvoorbeeld?” vraagt hij aan Simone.
“Verwerken is een groot woord. Ik denk iedere dag aan haar. Maar het zijn de omstandigheden die niet meer hetzelfde zijn. En nooit meer hetzelfde zullen worden, dat vind ik zo verdrietig.”
“Als ik het zo mag zeggen: ze had er de leeftijd voor, nietwaar?”
“Ja, precies. Niet iedereen wordt vierennegentig jaar. Daarom wil ik ook verhuizen. Kleiner gaan wonen,” verduidelijkt Simone.
Bernd haakt daarop in en vraagt belangstellend: “Waar woon je nu dan?”
“Oh, tijdelijk heb ik een mooi huisje gehuurd.”
“En waar woonden je moeder en jij dan daarvoor?”
“In Beekbergen. Een mooi stadje ofschoon sommigen praten over een mooi dorp. Maar tegenwoordig is de huizenmarkt zeer langzaam zoals je misschien wel weet.”
“Ja, precies. Daar ben ik het volkomen mee eens. Vooral het onderste segment. De starters hebben de meeste problemen. En dat heeft Rutte op zijn geweten. Hij wil gewoon vier miljard binnenhalen.”
“Dat vind ik ook. Vroeger zei hij: nee, nee, niet aan morrelen, die hypotheekaftrek, en nu wil hij beperken. Nou, beperken is gelijk aan afschaffen op den duur. Let op mijn woorden.”
“Jaja. Dus je woning staat te koop?” concludeert Bernd voorzichtig, “goh, misschien wil ik hem wel kopen en doorverkopen. Ik heb nogal veel zakelijke relaties. Dat scheelt jou een heleboel sores. Waar staat het huis?
Beekbergen lijkt mij wel wat.”
Het komt bij Simone aangenaam over dat Bernd het zo eens is met haar. En hij luistert zo goed.
“Ja, dat zou wat zijn! Aan de Hietveldweg. Maar op advies van makelaar Driessen staat er geen bord in de tuin. Het is een stille verkoop met gewone huurders tegen de kraak. Hij zegt dat als iemand een villa zoekt van acht ton - in ieder geval onder een miljoen - weet die persoon heus wel waar die te koop staat. Dat laat hij toch gewoon uitzoeken door zijn makelaar. Die maakt er een portfolio van en die bekijkt hij op zijn dooie gemak ’s avonds op de bank. Voor de buurt vind ik het ook gênant. Zo’n lelijk bord. Dat past gewoon niet bij de tuinen en de ornamenten. Mijn vader heeft er zijn hele leven gewoond en zijn vader ook. In al die tijd zijn de rieten daken slechts twee keer vervangen.”
“Dus je woonde in een villa? Romantisch, zeg.”
“Ja, dat kun je wel zeggen. Maar, Bernd, ik ga maar eens weer op huis aan. Ik vond het heel gezellig.”
“Ik ook, bijzonder gezellig. En dan, ja dan, mag ik je de hamvraag stellen? Wat doen we? Afspreken voor een volgende keer? Ik nodig je graag uit bij mij thuis maar ik wil ook wel bij jou komen.”
Simone denkt even na, kijkt hem recht in zijn ogen en zegt: “Ik loop liever niet te hard van stapel. Het was heus wel gezellig, dat zei ik al, maar ik wil er nog even over nadenken. Ik beloof je dat ik je zal bellen zodra ik het zeker weet.”
Bernd lacht van blijdschap: “Mooi, Simone, dankjewel. Oh, ik kan niet wachten tot het morgen is. En ehm, ik zal wel afrekenen.”
“Morgen? Morgen? Nee, jongen, zodra ik het zeker weet. Misschien zaterdag, of anders zondag. Ik doe mijn best. We mailen wel verder. Bedankt voor deze date in ieder geval. En dat je betaalt.”
Simone Poeldijk geeft Bernd van Bruinisse een hand en lacht hem als beloning verleidelijk toe. Ze loopt het terras af en knipoogt naar Anne. Dan hoort ze dat Bernd haar naam roept.
Hij loopt haar na en zegt: “Bijna vergeten. Hier, mijn kaartje. Daar staat mijn telefoonnummer op. Anders kun je me niet eens bellen.”
“Dat is waar.”
Ze ziet dat Anne Spanjer rustig is blijven zitten maar hij verbergt zijn gezicht wel achter zijn handen. Wat heeft die knul toch?