Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 9

Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 9

Hoofdstuk 8

Het weekeinde was fantastisch geweest. De stranden waren volgestroomd, net als de terrasjes in ieder dorp en stad in heel het land. Ook op deze maandagmorgen in juni is de zon van plan aan een wolkeloze hemel te blijven branden en volgens alle weersvoorspellers geldt dat voor heel de komende week. Men zou er bijna gelukkig van worden! Tel daar twee hete nachten bij op én het zuchten en kreunen van Sakina en Walter Dewackere weet dat hij de fortuinlijkste man in Apeldoorn en omstreken is. Zo lang het duurt natuurlijk. Sakina krijgt tot haar verbazing al vroeg een telefoontje van haar baas. Hij had maar één vraag. Of ze even op kantoor kan komen. Ze bergt haar mobieltje op en trekt haar favoriete rode slipje aan.

“Dan neem ik gelijk mijn wijk mee,” zegt ze tegen Walter, “dan ben ik lekker vroeg klaar.”

“Dat zei je vannacht ook al, lieve schat,” lacht Walter en geeft haar een warme kus.

Haar reactie is een brandende tongzoen. Walter krijgt achterelkaar een stijve die hij tegen haar zacht buikje drukt.

Dreigend steekt ze haar vinger op en lacht terug: “Dat is jouw eigen schuld. Goh, wat was dat lekker vannacht. Nog lekkerder dan eergisteren. Ik wou dat je iedere zaterdag jarig was maar dan zonder dat gedonderjaag bij de bloemist. Of zal ik een verlofdag nemen? Springen we zo weer in bed.”

Maar Walter schudt zijn hoofd en zegt: “Ik zou wel willen, schatje, maar ik moet vandaag echt een karweitje afmaken. En bovendien is het misschien wel belangrijk wat die baas te zeggen heeft. Wanneer krijg je opslag of ben je nog niet aan de beurt?”

“Haha, grapjurk, opslag! Alleen de bazen krijgen nog opslag bij ons. Maar goed, ik zal wel gaan. Zie ik je zaterdag weer terug?”

“Of straks als je toch hier langs loopt. Tien uur, koffie klaar. Haal je dat?”

*

In Twello zit Henk van der Wurp ongeschoren aan de keukentafel. Hij voelt zich chagrijnig en hondsmoe. Dinie zet zwijgend een kop koffie voor hem neer. De spanning tussen deze twee betreurenswaardige mensen stijgt met de dag, zo niet met het uur. En dat in een vooroorlogse keuken - met blauwe bloemetjestegels - die niet uitblinkt in gezelligheid. Wanneer ontploft de boel?

“Ruik ik nou bloemkool of verbeeld ik me maar wat,” zegt Henk meer in het algemeen dan tegen zijn vrouw.

Voor de zekerheid kijkt hij onschuldig naar het kooktoestel naast het aanrecht.

“Ach, jij altijd met je bloemkool. Met een sausje zeker. Wat was je van plan vandaag? Moet je niet eens naar de bank? Je kunt het toch altijd proberen? Nee heb je, ja kun je krijgen.”

Gadverdamme, ze gebruikt altijd van die platitudes. Dan gooit hij er ook maar eentje tegenaan.

“Ja, Dinie, hondjes proberen het ook. Ik heb je toch gezegd dat ze eerst de jaarstukken willen hebben. Van een registeraccountant, hé. Onze eigen boekhouder is niet goed genoeg voor die lui. Schandalig! Dat kost ons een paar honderd euro extra en die kunnen we niet missen. Ik zal er nog een keer heengaan en als ze dan nog weigeren, ga ik met al mijn spullen naar een andere bank, zijn ze nou helemaal belazerd,” moppert Henk er flink op los.

In een split second ziet hij zichzelf rood van woede met een grote bijl het dure kantoor binnenstormen. Iedereen die hem tegen wil houden, wordt middendoor geslagen. Het bloed spat alle kanten op. Ze liggen kronkelend op de grond maar hij lacht zich een ongeluk. Wat een klootjesvolk met stropdassen! De laatste klap is voor de bankdirecteur die smeekt of Henk zijn geld niet op zijn bank wil laten staan. Te laat. Onthoofd.

“Ik kan er nog niet bij met mijn verstand dat die verrekte politieagenten Guido hebben vrijgelaten zaterdag. Die liep goddorie nog eerder op straat dan jij, ze hebben jou langer verhoord dan die oplichter. Alleen omdat jij hem het eerst had vastgepakt.”

Henk gromt voor zich heen, liever denkt hij er niet meer aan maar Dinie praat er wel vier keer per uur over. Maar ze heeft gelijk. Wat een vertoning was dat. Eerst was hij zaterdagmorgen als een bankrover in een politiebusje naar een hotel gebracht. Hij kreeg nog net geen handboeien om of een stalen kogel aan zijn been. In het hotel kreeg hij keurig een kop koffie en toen mocht hij zijn verhaal doen bij twee rechercheurs die hem echter eerst een gratis preek gaven. Wist hij niet dat vechten op de openbare weg verboden was? Waarom was hij begonnen? Wist hij niet dat het recht in eigen hand nemen, strafbaar is? Zulke onzinnige vragen. Gewoon om hem te intimideren. Daarna kwam er waarachtig een dossier met zijn eerdere aangifte op tafel. Weer vertelde Henk hoe Guido Groenhoof hem had opgelicht. Bewust! Met een vervalst rijbewijs. En dat de garagehouder liever geen aangifte deed omdat hij het te druk had. Henk verzweeg wijselijk de ware reden. De rechercheurs verzekerden hem dat ze heel bewust Groenhoof lieten lopen om later sterker te staan in de bewijsvoering voor de rechter. Een vals rijbewijs is voor vierhonderd euro overal te koop en voor nog eens honderd euro extra wordt het ook nog overgeschreven naar je geboorteland. Van de rechter krijg je, als je opzettelijk gebruikmaakt van een vals rijbewijs, bij een veroordeling op grond van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht een werkstraf van veertig uur. Na een proces van twee jaar! En ondertussen was gebleken dat in de hele Nabuccostraat geen meneer Groenhoof woonde, en beslist niet op nummer 410 verzekerde het oude vrouwtje die de vriendelijke rechercheur een euro in zijn handen stopte. Tot slot was het middels de foto duidelijk dat meneer Groenhoof de valse naam Reekers gebruikte bij garage Pouw. De meeste oplichters hebben meerdere aliassen. Maar Groenhoof was ook vals want zijn echte naam was Walter Dewackere.

“Echt, meneer van der Wurp, geloof ons nou maar, dit is het beste wat we kunnen doen.”

“Jaja, mijn dossier in de kast leggen, hé. Daarom heb ik hem op zijn bek geslagen. Want ik word failliet verklaard en ik word voor bijna € 9.000,- genaaid. Weet u wel hoelang ik daarvoor heb moeten werken?” antwoordt Henk boos en verontwaardigd.

De rechercheurs geven hem gelijk maar zij kunnen met zijn tweeën heel ons land ook niet katholiek maken. Of, als de meerderheid plus de koningin dat wil: protestant. Dat vinden ze wel een leuke verklaring. Ze lachen. Politiehumor voor het oprapen. Begin er niet aan!

*

Dat zal Sakina zijn. Als Walter de voordeurbel hoort, is hij meteen blij. Ja, ze is zelfs een half uurtje eerder dan gepland.

“Hallo, schat, kom er in. Wacht, ik zet het karretje wel in de gang. En wat zei de baas?” vraagt Walter nieuwsgierig.

Sakina Türkyilmaz antwoordt niet. Ze loopt achter hem aan naar de woonkamer. Walter loopt door naar de keuken en zet de Senseo aan. Het is een aangenaam geluid en het ruikt meteen gezellig in huis. Tuurlijk doet zijn eigen deodorant ook een duit in het zakje.

“Nou, wat zei de baas?” herhaalt hij iets luider als hij terug is in de woonkamer.

Tot zijn verbazing valt Sakina hem snikkend om de hals. Heftig geëmotioneerd aait hij haar lange donkere haar, hij kust haar zacht totdat ze enigszins bedaart, hij fluistert lieve woordjes in haar oor.

Ze haalt diep adem, snuit haar neus en zegt met bibberende stem: “Hij…, hij begon meteen. Hij vroeg wat ik van mijn werk vond. En hoe ik dat deed. Nou, ik vind het wel goed, zei ik. Ik vind het heel leuk werk maar toen zei hij dat ik niet goed functioneerde. En als er bezuinigingen komen ik er als eerste uit zou gaan. Het is gemeen! Hij steekt gewoon de pik in mij omdat ik een buitenlander ben.”

Walter schrikt op en troost haar: “Je bedoelt: hij heeft de pik op jou. Maar meisje toch. Dat geloof ik niet. Ik denk dat het inderdaad bezuinigingen zijn en daar wil hij je op voorbereiden. Dan zijn zij gedekt. Overal moeten ze bezuinigen. Heeft je baas trouwens gezegd dat dit een officieel functioneringsgesprek was? Dat is hij verplicht te zeggen. Anders telt het niet. Wist je dat, Sakina?”

“Oh ja, en hij vroeg ook nog met zo’n gemeen stemmetje waarom ik zo’n rode kleur kreeg en waarom ik hem niet recht in zijn ogen keek. Hij wilde gewoon dat ik met hem flirtte, die oude viezerik.”

Walter haalt de koffie uit de keuken en zegt begrijpend: “Ach, trek je er niets van aan, schat. Jij vindt toch altijd wel werk weer. Maar nu haal ik even een schone theedoek van boven, anders vergeet ik het, ben zo terug. Pak maar zo’n kersenbonbonnetje, ik bedoel, pak er maar twee. Ze liggen in de la van de kast.”

“Lekkerrrr. Jij ook?”

*

Er is prima werk verricht door het MMB-team alhoewel met een flinke dosis geluk. Jan Verbrugge krijgt die zonnige maandagmiddag het dossier Groenhoof onder ogen toen Bennes Hazelhof even naar het toilet moest. Aansluitend steekt Bennes gewoontegetrouw buiten een sigaartje in brand. Foto’s in een dossier trekken altijd de bijzondere aandacht van politierechercheurs, dus ook nu als Jan de foto ziet van Guido Groenhoof als hij langs de werktafel van Bennes loopt.

“Niet te geloven,” stamelt hij.

Nieuwsgierig bladert hij verder.

“Héla, wat doe jij op mijn stoel? Bedrijfsspionage?” grapt Bennes en probeert met één ruk de stoel te laten kapseizen.

Als Bennes het echt wil, kan hij Jan met stoel en al optillen. Een geweldig sterk lichaam heeft-ie, afgetraind in de sportschool. Jan laat zich niet van zijn à propos brengen.

“Man, moet je kijken! Dit is Martijn Oosterhof die mij verleden week dinsdag in Hengelo te grazen heeft genomen bij het postkantoor. Dat heb ik toen in de briefing verteld, weet je nog? Hij zit ook in het dossier KROP van Henkjan Bovendijks. Financiële oplichting met hypotheken via de belastingdienst en een postbus in Hengelo. Ik dacht: postbus 238. Daar rechercheer ik op.”

Bennes is gelijk bij de les en vraagt: “Weet je het zeker? Die foto is niet al te best.”

“Nee, joh, honderd procent zeker. Ik kon zijn onderbroek ruiken, zo dicht stond ik naast hem. Dus Walter Dewackere heeft de aliassen Guido Groenhoof, Martijn Oosterhof en meneer Reekers. Mooi! Dat weten we dan ook weer zeker. Hij sjoemelt met computers en betaalt geen autohuur maar het voornaamste zijn nog de leningen met woekerrentes,” vat Jan Verbrugge het nieuws samen.

“Prima,” concludeert Bennes Hazelhof, “ik zal Henkjan vragen de dossiers Oosterhof en Groenhoof samen te voegen in het hoofddossier krop onder een nieuwe naam ‘Dewackere’. Lijkt je dat wat?”

“Ja, heel logisch. Heb jij weer een dossier minder! De jeugd moet altijd de kar trekken, hé? Haha, het duurt niet lang meer of jij maakt jezelf nog werkloos,” lacht Jan luid.

Willem Gent en Max Boomkamp komen erbij staan.

“Valt er wat te lachen?” informeert Willem.

“Ja, moet je luisteren, Bennes heeft een van zijn grootste oplichters aan mij verkocht en die verkoop ik vanavond door aan Henkjan voor het dubbele…” zegt Jan Verbrugge gniffelend.

Max vertelt hem een nieuwtje: “Henkjan? Henkjan koopt voorlopig niks meer van jou want hij zit thuis te wachten.”

“Te wachten? Ik begrijp hier niks van. Hoezo dat dan?”

“Simpel. De vrouw van Henkjan is nu aan het bevallen. Er komt weer een kind van God bij.”

Jan schiet in de lach en zegt: “Haha, ja, dan zat hij negen maanden geleden niet te wachten!”

Max lacht als een atleet die hoort dat hij toch nog laatste is geworden en zegt: “Oké, even wat anders dan. Jan, jij bent nogal een computerfreak. Ik heb gehoord op de radio dat de ict-directeur van de nieuwe nationale politie kwaad is opgestapt. Je weet wel, de oud-korpschef van Rotterdam. Nog vóórdat ze de reorganisatie rond hebben, begint het gedonder al. Trouwens, hij was ook nog maar anderhalf jaar bezig met zijn luizenbaantje. Moet je nagaan, anderhalf jaar! Als wij overal zo lang over doen…”

“Ja, dat had ik hen ook wel kunnen zeggen,” reageert Jan verontwaardigd, “die politiesystemen zijn toch ook hopeloos verouderd. Hoeveel geld kost dat wel niet? En wij hebben er iedere dag last van. Jongens, dat
nationale politiekorps is er nog lang niet.”

“Maar waarom is die directeur dan opgestapt?” wil Willem Gent weten.

Het lijkt wel alsof hij zijn kleinkinderen hoort. Die vragen hem ook de oren van zijn hoofd. Waarom dit? Waarom dat?

“Omdat hij genadeloos op zijn mieter heeft gehad in een rapport dat niet openbaar is gemaakt, over een pakket maatregelen om die computersystemen te verbeteren. Nou, ik heb horen rondzingen dat wij computers krijgen die de basisscholen hebben afgedankt. Het is schandalig.”

“Zozo,” zegt Willem Gent, “dat is dan zijn tweede uitbrander want als korpschef van Rotterdam is hij ook al opgestapt omdat zijn beleid niet deugde tijdens de strandrellen bij Hoek van Holland.”

Ze horen de buitendeur dichtslaan en even later komt hoofdinspecteur Pontius van der Luiten binnen. Na de begroeting vraagt hij hoe de zaken er voor staan. Max Boomkamp licht hem waarheidsgetrouw in.

“Dat doet me plezier. Richt al jullie aandacht op dossier Dewackee. Deze week moet hij achter de tralies zitten. Dat moet gewoon. Ga bij alle garagehouders in Apeldoorn langs. Daarna maken we de cirkel groter. Laat zijn foto zien en geeft die mensen er eentje om te bewaren. Laat ze ons meteen bellen als hij weer langskomt. Maar wel met voldoende bewijs om hem te arresteren. Ik hoop vooral dat jij succes hebt, Jan, met de Oosterhofconstructie en zijn leningen.”

“Dat hoop ik ook. Oplichters volgen meestal een vast patroon, daar pak ik hem op,” zegt Jan Verbrugge vastberaden.

Maar waar en wanneer zal Walter Dewackere een fout begaan? Zal hij überhaupt een fout maken? Hij heeft zaterdag toch een waarschuwing gehad? Tenzij hij zo dom is als het achtereind van een varken en het niet heeft begrepen. Is hij zo brutaal om gewoon door te gaan? Dat hondsvot.

De hoofdinspecteur vervolgt: “Oh ja, er is weer een klein agentje bijgekomen bij Henkjan en Annelies. Hun vierde. Een zoon en hij heet Pontius.”

Het blijft doodstil in de groep.

“Meen je dat?” vraagt Jan Verbrugge eindelijk.

Hij probeert zo neutraal mogelijk te klinken maar iedereen is hoogst verbaasd. Als Henkjan een zonnesteek heeft opgelopen bij het bedenken van een naam voor hun baby, dan zal zijn vrouw toch wel nuchter blijven? Hun chef helpt hen uit de droom.

“Nee, joh, grapje. Hij heet Melis en moeder en kind maken het goed, we sturen wel een fruitmandje.”

Het team protesteert en kijkt Simone aan. Dat komt wel goed. Pontius vertelt dat hij verder onderzoek heeft gedaan naar de flessentrekkerij in het westen. Bij zijn bezoek aan de gedupeerde ondernemers kwam hij erachter dat er vermoedelijk veel meer strafbare feiten zijn gepleegd maar dat er gewoonweg geen aangifte van wordt gedaan.

“Maar dat wisten we toch al wel?” strooit Max een beetje zout in de wonde.

“Natuurlijk wel, exact, maar het is goed dit te blijven signaleren, Max, anders wordt een misstand in onze organisatie én een maatschappelijk onbehagen geaccepteerd als een feit waartegen niet meer gestreden hoeft te worden. Zo laten zij ons in slaap sukkelen. Ik zal een paar voorbeelden noemen. Mensen, kom er even allemaal bij, dan hoef ik het maar een keer te noemen.”

Alle rechercheurs leggen het werk neer waarmee ze bezig zijn. Simone gebaart dat ze haar telefoongesprek wel moet afmaken. Heel belangrijk. Pontius knikt haar instemmend toe. Hij begint alvast. Net als hij aan zijn laatste voorbeeld toe is, komt Simone erbij zitten.

“… en pas op voor verkeerde reacties van jezelf. Als jij je zin niet krijgt van een rechter bijvoorbeeld, wees dan niet kwaad in het volgende geval waardoor je denkt: barst maar, nu doe ik niets. Luister. Een Turks echtpaar in Limburg zonder strafblad licht de sociale dienst op met een omvangrijk…”

“… Wat is omvangrijk?” springt Simone er gelijk in.

“In dit geval het lieve sommetje van € 178.000,-. Ze hebben verzwegen dat ze in Turkije onroerende zaken hadden staan met een waarde van bijna twee miljoen. Ja, euro’s. Het om eiste overeenkomstig de jurisprudentie tegen ieder acht maanden cel plus een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Vergeet ook niet dat de man zestig was geweest en zijn vrouw vijftig. Welke straf gaven deze rechters in de reserveprovincie van België? Wie steekt zijn nek uit?”

Iedereen voelt op zijn klompen aan dat de straf laag moest zijn geweest, anders had Pontius dit voorbeeld niet gegeven. Aan de andere kant: de sociale dienst een flinke poot uitdraaien voor € 178.000,- was ook niet misselijk. Het is wel gemeenschapsgeld! Terwijl ze potdorie twee miljoen te verteren hebben. Schandelijk! Dirk Tusscher doet een gooi.

“Ik zou zeggen zes maanden brommen plus alles terugbetalen met een verhoging van 25%.”

“Nee, man, hooguit vier,” anticipeert Esila Yildirim.

“Ik bied een maand cel plus twee weken vakantie in Turkije,” grapt Frans de Sjouwer.

Nu grijpt Pontius van der Luiten meteen in en roept met donderende stem: “Zeg, hou het wel serieus, ja! De les is dat de rechtbank niet vindt dat bij een toch wel omvangrijke bijstandsoplichting automatisch een onvoorwaardelijke celstraf moet volgen. Het arrest was dan ook: de maximale werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke celstraf van drie maanden. Dus dan slikken we even, vergeten deze zaak onmiddellijk en pakken vrolijk de volgende klant bij zijn kladden. Begrepen?”

“Tenzij het om in beroep gaat,” tipt Bennes Hazelhof moedig.

“Niet waarschijnlijk, Bennes,” antwoordt Pontius beslist, “geen enkele eer aan te behalen voor de officier van justitie. Er liggen ook geen soortgelijke gevallen op de plank, dus… Maar nu even terug naar de vermoedelijke oplichters in het westen. Ik durf te concluderen dat zeker één persoon zijn strijdtoneel daar heeft verlaten en naar het oosten is vertrokken. In deze contreien. Dezelfde snelle werkwijze, hoofdzakelijk via het internet verkopen, cashen en niets leveren. Neem de computers van van der Wurp uit Twello. Zielig zaakje, een klein visje uitwerpen, beet krijgen, groots inkopen, niet betalen en leveren via merkplaats.nl. Soit, ga maar verder met wat je aan het doen was. Wij gaan voor het werk, de anderen maken de blunders. Nietwaar, mensen?”

“Ja, baas,” dendert het gehoorzaam door de zaal.


Twitter Facebook LinkedIn Volgen



Tanfana Godin van de Germanen

Shortlist column Tubantia

Een nieuwe misdaadthriller De Haagse hel

De zeven zusters

Eenmaal, andermaal, verkocht. Of breng een bezoek aan de bieb