Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 8

Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 8

Hoofdstuk 7

De zoveelste-nieuwe-zaterdagse-hulppostbode belt aan bij George en Noortje in Scheveningen. Ze overhandigt twee pakketjes aan Noortje en zegt erbij, dat het niet handig is dat de reclame eerder wordt bezorgd. Nu zit hun postbus tjokvol en kan er niets meer bij. Noortje is bijdehand genoeg om op te merken dat anders de reclamejongen dezelfde klacht zou uiten. Het is nooit goed of het deugt niet. Gebelgd druipt de facteur in spe af. Verwonderd over de snelle levering pakken de oudjes in de woonkamer hun cadeautje van de firma Medemblik uit. Noortje is echt blij met haar gouden ketting. Die hangt als gegoten om haar hals.

“Nou, George, wat vind je ervan? Mooi, hé?”

Ze krijgt geen antwoord, haar man is bezig. Klopt, ja, hij kan ook maar een ding tegelijk. George maakt een knoopje van zijn overhemd open en spuit ietsjes onder de oksels.

“Ja, dat ruikt ook heerlijk. Dat moet je voortaan iedere ochtend doen.”

De reclame wordt blaadje voor blaadje minutieus bekeken. Niet dat ze iets willen kopen, nee, zomaar, om te zien wat ze eventueel zouden kúnnen kopen als ze meer geld hadden. Het is negen uur en de zon moet de aarde nog opwarmen.

*

Aan de andere kant van het land, in Twello, slaat de klok ook negen uur. Moeizaam gooit Henk van der Wurp de dekens van zich af. Het laatste uur heeft hij niet geslapen, alleen maar gezweet maar hij was te chagrijnig om op te staan. Dat bevel van de generaal had hij al drie keer gehoord en even zo vaak genegeerd. Tot overmaat van ramp kreeg hij desondanks nog een stijve die langer aanhield dan normaal. Hij besluit vandaag niet aan zaadverspilling te doen. Net als het water in de overstroomde IJssel zal ook dit op den duur wel weer zakken. Dinie is al sinds zeven uur beneden. Het lijkt goddorie wel alsof ze het huis aan het verbouwen is. Wat een kabaal! Heeft die zuurpruim niks anders te doen? Nog steeds geprikkeld gaat hij naar beneden.

“Zooo, mannetje, heb je een lekkere natte droom gehad?”

Ze pest hem wel vaker met deze vraag maar meestal uit ongein om daarna serieus een partijtje te vrijen waar de konijnen jaloers op worden. Henk besluit zowel zijn zaad als zijn kruit droog te houden. Hij ontbijt langzaam terwijl hij de krant leest. Als toekomstig langdurig werkloze kan hij er maar beter aan wennen. God, wat een nare berichten. Alleen maar kommer en kwel. Waarom gebeuren er geen vrolijke dingen in dit rotland? Hier, een ouwe sigarenboer van vierenzeventig is beroofd door een jonge snuiter van achttien die zijn slachtoffer ook nog in zijn been schoot terwijl hij Allah aanriep. En daar, de hoogste ambtenaren van een ministerie declareren te veel. Een overnachting voor € 500,-. Ophangen, moesten ze die lui. En daarna vierendelen. Hè, dat lucht op. Beter dan te bekvechten met Dinie. Als hij in zijn auto stapt, voelt hij een zekere spanning in zijn buik. Veronderstel toch eens dat hij vandaag Guido Groenhoof echt op het spoor komt... Gisteren had Henk geluk gehad toen hij na uren zoeken een gesprek had met garagehouder Wim Pouw die een Nissan Vanette Cargo had verhuurd, op die maandagmiddag. Een blauwe. Alleen heette die klant geen Groenhoof maar Reekers. Maar de beschrijving van die man klopte exact. Zelfde postuur, zelfde dure pak en ook die kleur klopte. Opvallend was ook dat zowel Henk als Wim zich de aangename lichaamsgeur van Groenhoof respectievelijk Reekers herinnerden. De betreffende nota was nog niet betaald. En Reekers had donderdag niet gebeld zoals hij gezegd had te doen. Daarom voelde de garagehouder langzaamaan nattigheid dat die Reekers de drie andere facturen ook niet zou betalen. Een schadepost van ruim € 150,-.

“Heb je misschien een foto van meneer Reekers? Dan kunnen we daarmee naar de politie gaan als je aangifte van oplichting wilt doen,” had Henk hoopvol geopperd.

“Nee, sorry. Die gooi ik altijd weg als de auto is teruggebracht,” antwoordde meneer Pouw.

Toevallig kwam de monteur voorbij gelopen. Hij had het laatste gehoord.

“Maar, Wim, ik heb een extra kopie van meneer Reekers gemaakt en die heb ik wel bewaard, hoor. In mijn kastje. Omdat hij de nota’s nog niet had betaald, dacht ik dat het wel handig zou zijn die papieren te bewaren.”

Een geweldige meevaller dus. De garagehouder liet echter doorschemeren er bijzonder weinig voor te voelen om aangifte te doen. Hij had er ervaring mee en in al die tijd op het trage politiebureau kon hij beter hier auto’s gaan verkopen, dat verdiende beter. Tja, geef hem eens ongelijk maar voor Henk van der Wurp was het wel sneu. Vond ie eindelijk een makker in de strijd, liet die het afweten… De zwarte Toyota Land Cruiser bleek nergens in Apeldoorn verhuurd te zijn. En waar moest hij toen in hemelsnaam zoeken? Amersfoort? Hilversum? Of desnoods in Zwolle? Nee, onbegonnen werk. De meeste kans was natuurlijk bij een Toyotadealer maar hoeveel Toyotadealers zijn er wel niet in Nederland? Als je die allemaal zonder succes had gehad, zul je zien dat een Mercedesdealer in Klein Kut Watergat een Toyota Land Cruiser had verhuurd. Henk voelt nog eens in zijn binnenzak van zijn jasje en pakt de foto eruit van Guido Groenhoof, alias Reekers. Niet al te scherp maar beter iets dan niets. Hij start de auto en intuïtief rijdt hij naar Apeldoorn. Op het Raadhuisplein passeert hij het Hotel et le Café de Paris. Zonder het te weten had hij zelf zijn dossier kunnen aanvullen bij rechercheur Bennes Hazelhof. Langzaam rijdend speurt hij de auto’s af, links en rechts van hem, de mensen die op het trottoir lopen, zelfs zij die voor de winkels staan. Zal het geluk hem toelachen? Loopt die vieze ladelichter hier rustig rond, op zoek naar nieuwe slachtoffers? Als door een bij gestoken, trapt hij op de rem. De chauffeur die achter hem rijdt, zwiept net op tijd om hem heen, zwaar vloekend, met een opgeheven middelvinger. Maar nee, die man die daar loopt, lijkt wel wat op Guido maar is hem toch niet. Henk begint te denken aan een kop koffie met een lekker broodje kaas. Waar is hier een restaurant? Want om voor een kop koffie naar huis te rijden, lijkt hem wel wat overdreven. Het zit hem mee. Op het terras zitten zelfs al enige mensen, nog wel met hun jas aan. Vlug parkeert hij zijn auto en koopt een kaartje voor een heel uur. Hier komen zoveel mensen voorbij, die kan hij net zo goed vanuit zijn stoel observeren. Stiekem moet hij lachen als hij achter de koffie zit - die hij meteen had afgerekend - ondanks de ernst van de zaak. Hij lijkt wel een onbezoldigd rechercheur of een detective in een tv-film. Welke spion zal hij neerknallen? Moet je zien. In het pand naast hem is een bloemenzaak gevestigd. Het is er al druk. Het is morgen toch geen Moederdag? Nee, dat is in mei, schiet hem te binnen. Vaderdag dan? Hij geniet van het broodje kaas. Henk van der Wurp ziet een kennelijk verliefd stel in de winkel. De vrouw aait de man over de rug. Zij wijst naar een bos bloemen die de man oppakt. De keus is gemaakt. De man draait zich om naar het winkelmeisje… Henk krijgt een vlijmscherpe pijn in zijn hartstreek en het bloed stijgt hem naar zijn hoofd. Een waas trekt voor zijn ogen. Hij grijpt zich aan het tafeltje vast. Dat is hem, goddorie! Daar staat Guido Groenhoof die hem zijn computers heeft ontfutseld zonder een rooie cent te betalen, met een bos bloemen in zijn hand. Geen twijfel mogelijk. Wat een schoft. Ze lachen ook nog tegen elkaar. Nou, dat lachen zal hem gauw genoeg vergaan. Haastig staat Henk op en rent naar de bloemenzaak. Waar is die schooier gebleven? Aha, het winkelmeisje is net bezig zijn bloemen te verpakken bij de kassa. Waarachtig, zijn geur verraad waar hij is.

“Zo, meneer Guido Groenhoof, een cadeautje voor je meisje? Je hebt toch wel geld bij je, hè, lelijke oplichter? Of moet zij het betalen? Nee, wacht, natuurlijk, joh, zal ík alles betalen voor jou?”

Henk praat behoorlijk luid en op kwade toon zodat hij meteen de volle aandacht krijgt van iedereen in de winkel. Het jonge winkelmeisje laat de bloemen uit haar handen vallen en deinst terug. De overige klanten maken spontaan ruimte rondom hen. Guido reageert verbaasd maar vriendelijk.

“Nee maar, Henk, ouwe reus, jij hier? Nee, deze bloemen zijn een cadeautje van mijn vriendin voor mij want ik ben jarig, man. Hoe wist je dat?”

“Ja, jij bent zeker jarig, Guido want ik ga nu de politie bellen. Ik krijg bijna € 9.000,- van jou. Wat denk jij wel?” schreeuwt Henk hem wit van woede toe.

Dan mengt de vrouw naast Guido zich in het gesprek en vraagt: “Zeg, Walter, wat is hier aan de hand? Heet jij Guido?”

“Welnee, Sakina. Deze meneer is een grapjas. Ik ken hem al jaren. Kom, we kopen een andere keer wel een bosje bloemen, dat hou ik van jou tegoed. Mee eens? Juffrouw, bedankt voor de service, we komen vanmiddag wel terug. Tot ziens.”

Ze lopen vastberaden de winkel uit maar buiten grijpt Henk Guido stevig vast bij zijn jas en brult: “Wacht eventjes, vuilak, jij wacht hier met mij op de politie.”

“Zeg, wil je me loslaten, schoft? Ik wacht helemaal niet op de politie. Jij bent een beetje in de war, zeker? Kom op, laten we het gezellig houden, ja?”

Guido doet een stap opzij maar Henk trekt hem onverwachts ruw terug. Hoe het precies is gebeurd, weet niemand maar Guido zwaait met zijn linkerarm alsof hij in het zwembad ligt. Hij raakt Henk vol op zijn neus. Opzet of toeval? In ieder geval slaakt Henk een kreet van pijn en trekt nogmaals aan de jas van zijn opponent. De man struikelt nu over zijn eigen voeten, half voorover tegen Henk aan die door de dreun in zijn buik geen lucht meer krijgt. Hij laat Guido los. Guido valt daardoor met zijn gezicht op het trottoir en geeft een akelige gil van de pijn. Geen van de omstanders bemoeit zich ermee. Ze lijken te wachten op wie als winnaar uit de bus komt. Dan is de politiesirene te horen. Geen drie tellen later springen twee agenten uit hun wagen. De een blijft bij Henk staan die nog nahijgt, de andere helpt Guido overeind die aan zijn kin voelt of er bloed vloeit.

“Wat is hier aan de hand, heren?”

Guido antwoordt als eerste: “Dag, agent. Ik ben Walter Dewackere. Deze meneer begon met mij te vechten en sloeg mij tegen de grond. De mensen kunnen dat allemaal zeker bevestigen.”

“Is dat zo, meneer?”

Henk schudt nee met zijn hoofd en zegt fel: “Welnee, ik heb jullie zonet gebeld want dit is een oplichter, kennelijk met twee namen. Hij heeft mij bestolen van een partijtje computers met een waarde van bijna € 9.000,-. Die wil ik betaald hebben. Het zijn mijn centen!”

Terwijl Henk verder praat met de agenten en uitlegt dat hij donderdagmorgen aangifte van oplichting heeft gedaan in Twello, fluistert Sakina tegen Guido dat ze even naar het toilet moet en hem later wel weer opzoekt. Hij begrijpt haar volkomen en knikt instemmend. Een van de agenten loopt naar de auto. Hij overlegt met de meldkamer en dat duurt weer even. Waarom ook niet? Als hij terugkomt bij het gezelschap fluistert hij met zijn collega. Ze zijn het eens.

“Meneer van der Wurp, het spijt me wel maar op het bureau in Twello ligt geen dossier over uw aangifte wegens oplichting. Niemand weet er iets vanaf. Ik ben bang dat u teveel fantasie hebt.”

“Nou nog mooier. Ik weet toch zelf wel dat ik daar donderdag ben geweest,” roept Henk verontwaardigd uit, “aan de Veilingstraat! Eerst zou een mevrouw me helpen, toen kwam er een man die aan mountainbiken deed. De wijkagent, ja. Met een grote snor. En die heeft overlegd met zijn chef.”

“Kan wel zijn en u zegt het, maar ik zeg u: er is géén dossier en zo lang er géén dossier is, is er géén bewijs dat u aangifte hebt gedaan.”

“Daar ben ik het niet mee eens,” concludeert Henk en weet dat hij machteloos staat tegen zoveel bureaucratie.

Van de hele wereld snapt hij geen jota meer, alles staat op zijn kop. Moet hij soms zijn eigen politiedossier opzoeken? Waarom heeft hij geen afschrift gevraagd? En waar is Dinie om hem te ondersteunen?

“Goed, heren. U bent beiden hierbij gearresteerd wegens openlijke geweldpleging, afzonderlijk zowel als gezamenlijk en we nemen u mee voor verhoor op het bureau. En u, meneer de Wackere, of meneer Groenhoof, u wordt tevens verdacht van oplichting juncto flessentrekkerij. Mensen, ga maar naar huis, het feest is voorbij.”

*

Het is negen uur precies. Op het postkantoor van Apeldoorn roept de manager het hoofd van de Bezorging bij zich. Dat was gisteren al afgesproken. Het hoofd weet dat het een ernstige zaak moet zijn want op zaterdagmorgen is hij altijd vrij. Zijn twee zoontjes spelen in hetzelfde elftal en dat wil hij nooit missen. Nu neemt hun moeder de honneurs waar. De manager vraagt hem te gaan zitten en of hij weet waarvoor hij hier is. Daarna belt hij voor twee koffie.

“Nou, Peter, om je de waarheid te zeggen: nee, geen idee maar wel dat het ernstig moet zijn. Gaan we verder met bezuinigen? Moeten er een stel uit?” gist het hoofd.

De manager schudt zijn hoofd, ze komen niet aan het management, tuurlijk niet.

“Deze week zijn er al vijftien klachtenformulieren binnengekomen. Een piek als het gaat om een en dezelfde wijk. Alle klachten betreffen het niet bezorgen van poststukken. Dus niet alleen niet op tijd, nee, helemaal niet bezorgen. De poststukken zijn gewoon verdwenen. Weg!”

“Wiens wijk is het?”

“De wijk van Sakina Türkyilmaz.”

Het hoofd krabt zich achter zijn oren en zegt: “Nee toch, Sakina? Vreemd. Prima werkkracht. Nooit klachten gehad. Is het zeker dat ze op haar ronde verdwenen zijn? Kan het hier binnen niet gebeurd zijn? En om welke stukken gaat het, Peter?”

“Volgens de klanten die klagen zou er iets van waarde in gezeten moeten hebben. Logisch. Het is zelfs heel duidelijk dat het om papiergeld gaat. Een oma stuurde dat aan haar kleindochter maar op haar verjaardag kwam er niets. Niet aangetekend natuurlijk, heel dom.”

De koffie wordt op het bureau gezet en de mannen zwijgen even totdat de kantinejuffrouw de deur weer sluit.

“Dus…? Doen…?”

“Ja, doe maar. Stuur maar geregistreerd geld naar iemand in haar wijk die je kunt vertrouwen. Een ambtenaar of een politieagent of de pastoor.”

“God, wat zou ik dat erg vinden, zeg. Zo’n knappe jonge meid en dan al losse handjes.”

*

Het overleg komt maar moeizaam op gang. De sfeer is ongrijpbaar, mistig, het is niet vervelend of zo maar ook niet overdreven gezellig. Er hangt wat in de lucht. Maar wat? Mr. Pontius van der Luiten heeft het in de gaten en besluit bij zichzelf om de groep de wedstrijd te laten maken. Willen ze ouderwets winnen of hopeloos verliezen? Dat kunnen ze krijgen. Het is hun eigen verantwoordelijkheid en wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Zo komt zijn zoon Léon ook regelmatig van de training bij fc twente. Hij is in de race voor profvoetballer en als je dat bent, kun je ook kiezen. Altijd meer dan je best doen of altijd nog meer dan je best doen. Anders opstappen! De inspecteur mijmert even verder over thuis terwijl Anne Spanjer zijn verhaal blozend afrondt. Hij is het nog steeds niet gewend om voor een groep te praten. Zeker niet als iemand vervelende vragen gaat stellen. Dan wordt hij kwaad van ongeduld. Ach, hij is nog jong en kan dus nog veel leren. Het is nu zaterdagmorgen en sinds hun aankomst in het hotel is er bijna een volle week verstreken. En wat hebben ze bereikt? Dat zal de hoofdcommissaris vanavond ook wel vragen. Die man ziet echt alleen maar statistieken. Goed, ze hebben een beetje overzicht gekregen in de verschillende soorten van misdrijven. Volgens het bondige voorstel van Anne hebben ze het dossier van de landelijke Fraudehelpdesk definitief ter zijde geschoven en geretourneerd naar de afzender, Hans Lieven. Die zal daar niet blij mee zijn maar daar zit Anne niet mee.

Jan Verbrugge vertelt dat hij in Hengelo in Twente een goed gesprek heeft gehad met de brievenbusoplichter Martijn Oosterhof. Een miljoenenfraude. Jan zit hem dicht op de hielen en hoopt volgende week zijn slag te slaan door hem op heterdaad te betrappen bij het innen van het geld. Geld, dat meneer Oosterhof zo gemakkelijk via de belastingdienst laat uitbetalen aan zijn slachtoffers - Jan schat dat het er nu meer dan vierhonderd zijn - die de groeiende schuld met een verschrikkelijk hoge woekerrente moeten terugbetalen aan de oplichter. Mensen die financieel gezien uiteindelijk jarenlang in de goot belanden. In de schuldhulpverlening. Wat is het verschil? Daar moet een einde aan komen. Dat kon het eerste succes voor de MMB wel eens worden.

Anne Spanjer is ook goed bezig met de bestrijding van de datingfraude. Hij ligt als jonge weduwe goed in de markt bij de heren, lacht hij trots. Maar hij mag niet te gretig reageren want dat is verdacht. De dames nemen in het algemeen hun tijd, is hem verteld. Maar de grote snoek heeft nog niet gebeten. Wel kreeg hij een mailtje van een jonge malloot die gewoon schreef dat het hem alleen om de seks te doen was en dat hij haar lekker kon verwennen zoals ze nog nooit had meegemaakt. De bescheiden vergoeding lag net iets onder de nieuwprijs van een elektrische fiets!

Simone kijkt onbewogen voor zich uit. Het lijkt wel alsof ze hem niet gehoord heeft.

Pontius krijgt een seintje van de keuken dat ze over een half uurtje
kunnen lunchen.

Brigadier Willem Gent wil nog vlug kwijt dat de vrouw uit Twello niet was doodgeslagen door de bliksem maar gewoon door haar ex-man na een enorme ruzie. De bevolking daar spreekt bij een enorme ruzie altijd van ‘een grommelschoer’ en dat had hij dus verkeerd uitgelegd aan zijn collega’s. Misverstandje dus. Op dat moment geeft het mobieltje van Pontius een deuntje ten gehore. Hij knikt naar inspecteur Henkjan Bovendijks, zijn tweede man, om de regie over te nemen.

Na een poosje houdt Pontius het toestel achter zijn rug en roept: “Beste mensen, luister even, hebben wij een dossier van Henk van der Wurp over een oplichter die Guido Groenhoof heet?”

“Yes Sir, donderdag gebracht,” antwoordt Dirk Tusscher vrolijk, “door een collega uit Twello. Hij vroeg nog naar jou en Henkjan maar jullie waren er weer niet.”

“Mooi, bedankt,” is het koele antwoord van de chef.

Als het gesprek ten einde is, is iedereen automatisch stil. Men verwacht nieuws, schokkend nieuws, succesvol nieuws, oud nieuws, het maakt niet uit wat, als de club er maar opgewonden en hitsig van wordt. Pontius denkt nog even na en vertelt dan wat hij heeft gehoord.

“Het team Binnenstad van Apeldoorn heeft Walter Dewackere alias makelaar Guido Groenhoof opgepakt na een vechtpartijtje. Hij is een zeer sluween brutale oplichter volgens de aangifte van winkelier Henk van der Wurp uit Twello. Die twee waren vanmorgen aan het vechten geslagen toen Henk hem per ongeluk tegen het lijf liep. Het team Binnenstad stelt voor om het verhoor van van der Wurp door ons te laten verrichten. Ik heb mijn fiat gegeven. Kom, we gaan eten.”

“Is het letterlijk een verhoor…?” vraagt Jan Bakker (51) nog voor de duidelijkheid.

Hij wil altijd exact weten wat de opdracht is want hij is door schade en schande wijs geworden als de bazen iets opdragen en dat later wijzigen.

“Nee, niet per se, van der Wurp mag ook een verklaring afleggen, wat mij betreft.”

Zie je wel, nou is het geen verhoor meer maar een verklaring. Scheelt tien bladzijden.

“Ik wil niet zeuren maar wat gebeurt er met die zogenoemde Groenhoof?” houdt Jan aan.

Inspecteur Pontius reageert behoorlijk geprikkeld: “Doe dat dan ook niet. Daar hebben we het niet over gehad, dat zoeken zij maar uit. Wij hebben het hier toch druk genoeg? Soit.”

Onhoorbaar voor zijn chef fluistert Jan Bakker tegen Dirk Tusscher:
“Ik denk dat-ie morgen ongesteld moet worden.”


Twitter Facebook LinkedIn Volgen



Tanfana Godin van de Germanen

Shortlist column Tubantia

Een nieuwe misdaadthriller De Haagse hel

De zeven zusters

Eenmaal, andermaal, verkocht. Of breng een bezoek aan de bieb