Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 6

Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 6

Hoofdstuk 5

Het begint eerst zachtjes te regenen, bijna lauw water en zoals dat vaker gaat, wordt het een flinke bui en komen er felle rukwinden bij. Heel plotseling. De lucht wordt intussen donker en dreigend. Voordat iemand in de gaten heeft wat er gebeurt, valt er een stortvloed van water op de onfortuinlijke wandelaars en fietsers in hun dunne shirtjes en korte broeken. De kinderen juichen van opwinding om dit verrassende schouwspel. Ze springen en dansen in de plassen om de grote luchtbellen stuk te trappen. De meeste automobilisten rijden stapvoets verder. Er is een grote kans dat er een verschrikkelijk onweer volgt. Henk van der Wurp zit er niet mee. Zijn hoofdpijn bonkt nog door. Flitsen van het gezicht van Guido wisselen zich af met het geluid van zijn vriendelijke stem.

Als je wilt en tijd hebt, mag je de computers ook wel installeren.

Godverdomme, dat had ie gezegd, wat een ontiegelijke vieze vuile klootzak. Een bedrieger eerste klas. Maar hij zal hem vinden ook al zal het jaren duren. En als de politie meewerkt, zit je zo achter slot en grendel, Guido Groenhoof, pas maar op. Henk vraagt zich af hoe failliete mensen door het leven gaan. Geld hebben ze niet en toch draait alles in deze wereld om geld. Kunnen ze dan nog wel lachen? Als hij morgen een mop aan Dinie vertelt, zal ze dan brullen van het lachen? Oei, fout voorbeeld. Dinie lacht nooit om een mop en zeker niet als hij ‘m vertelt. Herman, een vroegere schoolvriend had altijd meer succes bij haar. Een kwal van een vent, arrogant en overtuigd van zijn charmes. Henk krijgt subiet platjes als hij aan hem denkt. Tuurlijk, ze zijn nog niet echt failliet verklaard door de rechtbank maar dat is een kwestie van hooguit een paar weken. De winkelvoorraad gaat terug naar de leveranciers want die hebben al zo lang geen cent gezien. De auto gaat terug naar de garage want de afbetaling had hij drie maanden geleden al stop gezet. De winkel en het woonhuis zullen ze moeten verkopen. En dat in deze moeilijke economische tijden. En wanneer zal de belastingdienst op zijn stoep staan? Hij had zich bij de laatste kwartaalaangifte van de BTW wel een klein beetje veel vergist want de verleiding was te groot geweest. Binnen drie weken was hij € 15.500,- rijker waarmee hij zijn schuld aan de grootste leverancier weer een klein beetje had kunnen aflossen. Dan leven ze in feite vanaf vandaag, dinsdagmiddag om vijf uur, verder van een uitkering die ze nog moeten aanvragen. Hoe lang duurt zoiets feitelijk? En wat doet mevrouw van der Wurp? Henk lacht hardop. Hoe is het mogelijk? Mevrouw van der Wurp…, jaja, mevrouw van der Wurp smeert ‘m op haar fietsje. Met de noorderzon vertrokken. Godverdomme, misschien ligt ze wel te wippen met de groenteman, of de slager of met de dominee, weet hij veel? Of met alle drie. Eten. Het wordt tijd om te eten, denkt Henk heel praktisch. Maar wat? Hij heeft nog nooit zelf iets gebakken of gekookt of gebraden. Vroeger, toen hing hij wel eens de gebraden haan uit maar verder, ho maar. Hij trekt de koelkast open, ziet een pakje boter, een pak melk, twee flessen fris, vijf pijpjes bier, een stukje kaas waarschijnlijk en een fles jenever. Gatverdamme, die fles hoort in de diepvries te liggen. Zal hij zich een flinke borrel inschenken? Ook al is ie pislauw? Het kan nu nog, straks komt er kraanwater uit die fles om de schijn hoog te houden. Hij aarzelt niet langer. Staande aan het aanrecht geniet hij van de eerste. Vooruit, nog eentje om de hoofdpijn weg te werken. Maar waar ligt het vlees dan? Wat een oen: in de diepvries vindt hij wat hij zoekt. Maar zo’n koud stuk vlees kun je toch niet braden als het diep bevroren is? Nee, dat lijkt hem geen goed idee. Ho, wat is dat? Vis. Zalm. Lekker! In een andere keukenla vindt hij een pak rijst. Dat moet kunnen lukken, toch? Op het moment dat hij het gas aansteekt, hoort hij de achterdeur dichtslaan. Aha, de koningin is terug. Zeker haar kroontje vergeten! Nou, een hengst met de scepter kan ze krijgen. Hij pakt een pan en giet er water in. Halfvol moet genoeg zijn. Dan een bult rijst erbij en dat alles moet vijftien minuten koken. Als begroeting geeft ze hem zoals gebruikelijk een kus op de mond. Nu drukt ze nog even na met haar trillende gespitste tong wat hem meteen een warm gevoel in zijn onderbuik geeft.

“Alles goed?” informeert hij oppervlakkig en toonloos.

“Oh, die bui!” barst ze los, “om je lam te lachen, ik kreeg de volle laag. Heerlijk. Ik zat te soppen op mijn zadel. Vertel ik je straks wel. Maar heb jij het gas aangestoken? Met vuurstenen zeker? Dat mag in de krant, jongen. Goed zo. En we eten zalm met rijst? Prima. Op de huid, hé!”

Dinie trekt al pratend in de keuken haar kletsnatte bloesje uit. Het zijn maar drie knoopjes. Ook haar beha verliest de strijd. Haar volle borsten zijn enigszins rood, de tepels staan stijf. Ze is drijf- en drijfnat. Haar mintgroene jurk glijdt soepel naar beneden en belandt met een zwiep van haar voet in de hoek. Zo te zien, draagt ze vanmiddag geen onderbroekje. Weer wat nieuws. Onderweg verloren? Spiernaakt staat ze voor hem in al haar glorie. Haar bronstige lippen zijn opgezwollen. Tot zijn verrassing ziet hij dat ze zich heeft bijgeknipt. Da’s toch veel opwindender. Toch maar goed dat hij er gisteren wat van gezegd heeft.

“Wat is op de huid?” stamelt hij droog.

Maar Dinie draait met een ruk de gasknop dicht met haar rechterhand, opent behendig de ritssluiting en voelt met de andere hand al zachtjes in zijn kruis. Ze speelt met zijn ballen.

“Dit,” is alles wat ze zegt.

*

Het eten is tot nu toe zonder meer heerlijk te noemen in Hotel et le Café de Paris in Apeldoorn. Het MMB-team zit voltallig aan tafel en kletst gezellig heen en weer. Om ongewenste groepsvorming te voorkomen, wordt op verzoek van Henkjan Bovendijks de tafelschikking iedere dag anders gepland door de gerant. In het team wordt gemompeld dat bij hem thuis de drie kinderen en zijn vrouw ook iedere dag op een andere stoel moeten gaan zitten. Simone heeft dat verzonnen toen ze een likeurtje teveel op had. Na de amuse-gueule au Roquefort wordt het voorgerecht opgediend. Hoofdinspecteur Pontius van der Luiten vraagt de aandacht, zegt dat ze rustig door kunnen eten maar dat het gesprek wel centraal en zakelijk gehouden moet worden. Pas direct na het diner begint de officiële briefing immers en dat tijdstip is op verzoek van de meerderheid gekozen.

Gisteren had hij uitgelegd dat hij als vast dagelijks ritueel invoerde dat iemand van het team een opvallend dossier heel kort samenvatte voor zijn of haar collega’s en wel tijdens het voorgerecht en vóór het hoofdgerecht. Bij wijze van anekdote of grap of iets waarvan iedereen dacht dat het nooit kon bestaan.

“Ik wil wel beginnen als het mag,” zegt Dirk Tusscher vlot, “uiteindelijk ben ik de oudste lul hier en dat geeft rechten.”

De dames reageren al niet meer op deze vleeswaren. Hij bedoelt het goed.

“… En plichten,” waarschuwt Pontius gevat, “maar ga je gang. Waar gaat het over?”

“Dat zal ik zeggen. Een zeldzaam geval. Over een oplichtster. Eveline Schothorst. Ze is vierenzestig jaar en heeft met gladde smoesjes bijna € 180.000,- bij elkaar gekletst.”

“Hoe?”

“Oh, ze zei dat ze topmanager was bij Fortis en nog een paar banken. Een paar gierige dorpsmensen in Saasveld geloofden haar op haar woord en vervalste papieren en gaven haar hun geld om te investeren in bouwkavels op het voormalige vliegveld Twente. Tenminste, zij beweerde de complete landingsbaan gekocht te hebben plus aan weerszijden een paar hectare landbouwgrond die ze namens de slachtoffers weer zou verkopen als bouwkavels. Tel uit je winst.”

“Hm, nog niet zo spectaculair, toch? Wat is er mee gebeurd?” wil Simone Poeldijk weten.

Ze is nogal nuchter aangelegd. In zoveel dienstjaren zijn er veel dingen gebeurd, gewone dagelijkse saaie dingen en bijzondere spectaculaire dingen die geen mens kan bevatten.

“Zwaar vergokt. Tot op de laatste cent. Maar ik vertel jullie dit om aan te tonen dat oplichters niet altijd heel ingewikkeld opereren. En ze dénken ook heel oplossingsgericht…”

Bennes Hazelhof (46) kopt dit balletje in en vraagt gespeeld onnozel: “Hoebedoellu?”

In feite schreeuwt zijn imposante lichaam om het hoofdgerecht. En daarna naar een lekker sigaartje maar dat is nog heel ver weg.

“Nou, Eveline zei doodleuk tegen de rechtbank dat ze de schade wel wilde terugbetalen aan de slachtoffers door van haar uitkering iedere maand vijfhonderd euro over te maken. En de familie zou heus wel meebetalen, dacht ze. Maar dan moest ze wel worden vrijgelaten. Dus ze is nu vierenzestig jaar en de afbetaling duurt dan dertig jaar, heb ik uit het blote hoofd uitgerekend. Ze was echt van plan om vierennegentig jaar te worden. Overigens is ze recidivist tot in de kist en gokverslaafd.”

Een kleine roffel volgt en dat betekent dat het verhaal van Dirk gewaardeerd wordt met een zeven. Na een poosje komen de jonge obers met dampende borden. De dames worden het eerst voorzien tot verdriet van Bennes. Medaillons van malse varkenshaas met een roomsaus van kastanjechampignons en witlof. Wie lust dat niet? Er wordt nu duidelijk minder gepraat. Men geniet van deze momenten, voorafgegaan en gevolgd door de onzekere hectiek van alledag. Pontius legt uit aan de eveneens jonge chef - die te beleefd informeert of alles naar wens is - dat de roffel niet betekende dat ze ongeduldig waren geworden. Een misverstand is immers sneller geboren dan het kind van een gnoe. Met veel roomijs en warme chocoladesaus worden de overgebleven gaatjes gevuld. De roep om een Irish coffee beschouwt Pontius als een grapje. Als men onder veel en vals gezang Esila Yildirim ter plekke jarig maakt, blijft hij onvermurwbaar. Men moet bij de politie ook weer niet overdrijven, is zijn adagium. Dan verklapt Simone dat Esila in verwachting is. De chef kijkt oplettend naar het plafond.

“Ik zie geen ooievaar,” lacht hij geniepig.

Meer smoesjes kennen ze niet. Na het eten jaagt Pontius zijn mensen de straat op. Ze krijgen een half uurtje om wat frisse lucht van Apeldoorn op te snuiven en om een beetje in beweging te komen. Bovendien kunnen ze zo de mooie omgeving verkennen. Pontius van der Luiten wil exact op tijd de briefing beginnen maar Joop ter Braak, Max Boomkamp en Willem Gent zitten tot zijn ergernis nog midden in een opgewonden gesprek. Bovendien mist hij Sandra Fierink maar Esila fluistert hem in zijn oor dat ze ziek is. Teveel ijs met chocoladesaus. Diarree. Nog dunner dan water…

Ze fluistert nog even door want Frans de Sjouwer is ook plotseling ziek geworden. Allergisch voor champignons… Diarree. Kan gebeuren. In zijn jeugd at niemand in Emmen champignons, behalve de eekhoorntjes dan. Dat had hij nog tegen Esila gestameld voordat hij weg vluchtte.

“Willem, vertel ons ook wat jullie zo bezighoudt of hou anders je mond. Buiten op straat had je de tijd om te kletsen, nu niet meer,” zegt Pontius gewoontegetrouw met luide stem.

Normaliter luistert dan iedereen, ook nu.

Brigadier Willem Gent masseert langzaam zijn jichtige handen, denkt even na en zegt dan: “Sorry, chef, we staan even voor een raadsel. Heb ik op straat gehoord. In Twello heeft aan het eind van de middag een hevig noodweer gewoed, ongelooflijk, alhoewel een noodweer altijd wel hevig zal zijn, denk ik. En toen is er een vrouw doodgeslagen…”

“Zozo, door het onweer?”

“Ja, door het onweer en dat is het hem juist. Er wás toen geen onweer volgens de radio,” zegt hij met gespreide armen waarmee Willem het probleem duidelijk op tafel legt.

Hij is bang dat zijn jicht er de oorzaak van wordt dat hij op den duur bureaudienst moet gaan doen.

“Hoe dan anders?” vraagt Simone schouderophalend, “die vrouw moet toch door God of de duivel of door iemand anders zijn doodgeslagen?”

Max Boomkamp protesteert zoals te verwachten was. Geen misbruik van Zijn naam. Hij heeft het vermoeden dat zijn collega’s zijn nieuwsbrieven niet eens lezen. Niet dat het hem ontmoedigt maar hij vindt het wel jammer.

Willem Gent hoort zijn opmerking niet eens en antwoordt haar: “Precies, de duivel zijn moer zul je bedoelen. Maar dat was de roddel na het passantenonderzoek.”

Pontius zegt samenvattend: “Oké, h?h?, weten we dat ook weer. Soit. Nu gaat het om de oplichters. Wie heeft het dossier van de Fraudehelpdesk?”

Stilte. Ze kijken elkaar schaapachtig aan, niemand geeft antwoord.

“Dat kan toch niet! Iemand van jullie moet dat dossier hebben gehad. Potdorie. Kom op, jongens. Wie?” briest Pontius.

Dan gaat bij Anne Spanjer (27) een licht op. Als het over computers was gegaan, wist hij ieder antwoord meteen, nu duurt het wat langer.

“Wacht eens, je bedoelt de dossiers van de programmamaker Financieel Economische Criminaliteit, de FEC. Kom, hoe heet ie? Ehm…, toe…, Hans Lieven. Ja, die heb ik gelezen.”

“Gelukkig. En? Kunnen we er wat mee? Licht ons eens in.”

“Jazeker. Sinds de oprichting zijn er zo’n 6400 signalen binnengekomen bij de landelijke helpdesk. Een schadepost van ruim vijf miljoen. Het is de opzet van Hans Lieven, zoals je maandag al aangaf, of wij een patroon kunnen ontdekken want we kunnen niet achter individuele gevallen aanhollen. Kost gewoon teveel tijd en mankracht. Ofschoon ook bekend is dat sommige slachtoffers van oplichting gewoon zelfmoord plegen. Ze zitten financieel volkomen aan de grond en emotioneel zijn ze ingestort. Helaas, daar kunnen we vermoedelijk niks mee.”

“Waarmee dan wel, Anne?”

“Tja, ik heb mijn eigen hobby maar gevolgd - net als Jan - en ik stel voor om de datingfraude op internet aan te pakken. Heb ik al besproken met Simone. Het patroon is het toch wel typische taalgebruik en gebrek aan tijd bij die lui. Er zijn twee uitschieters bij die meestal eenzame vrouwen op leeftijd zo bewerken dat ze beetje bij beetje hun hele spaarrekening plunderen. Ongelooflijk. Soms gaat dat binnen een maand. En waarom? Tja, omdat die schobbejak van hen houdt, goedkope juwelen voor hen koopt en ze de hemel in prijst, zo mooi en lief zijn ze. En ze hebben heel veel humor. De teller staat nu op vier ton.”

“Prima, doe maar. Heb je een plan van aanpak?”

“Ja, ik schrijf mezelf maar in op zo’n site als een bedroefde weduwe. Natuurlijk zonder foto. Simone komt opdraven als hij daadwerkelijk fysiek contact wil, dan ben ik haar broer. Woonachtig op de Veluwe. Ik ben niet bereid te verhuizen want ik wil in mijn villa blijven wonen zolang als het kan. Kijken of ie bijt. Als ik zijn ip-adres heb, hangt ie. Maar als ik andere ideeën krijg, doe ik dát wel.”

Pontius glimlacht.

“Bétere ideeën zijn altijd welkom. Ik ben blij dat jij meer verstand hebt van computers dan ik.”

Dan pakt hij de volgende casus.

“Henkjan, bedrieglijke leningen en woekerrente, nog nieuws?”

De coördinator KROP kijkt meteen naar Jan Verbrugge die er timide bijzit. Onder het eten was hij ook al zo zwijgzaam. Maar de rechercheur kent zijn plicht en vertelt het team wat hem die middag is overkomen. Het kon iedereen overkomen, niet dan?

“…Dus viste ik achter het net, zijn tas was net zo leeg als mijn portemonnee aan het eind van de maand. Ik ben later het kantoortje binnengegaan. De beheerder zei na enig aandringen dat die meneer drie keer per week zijn winkel binnenkwam, zijn postbus opende en weer dichtdeed. Soms pakte hij de inhoud in zijn handen alsof hij de brieven, want dat waren het, wilde wegen. Ook kocht hij standaard een flut boekje of wat anders en betaalde contant. Het hoefde nooit ingepakt te worden. En dan verdween hij weer snel nadat hij schichtig had gekeken of er iemand buiten op hem stond te wachten. Zijn auto stond ook altijd met draaiende motor dubbel geparkeerd. Want na tien minuten kwam hij voor de tweede keer binnen. Hetzelfde ritueel maar zonder iets te kopen. Pas de derde keer nam hij alles uit de postbus mee, vertelde de beheerder. Nou begrijp ik het wel. Een zeer gehaaide methode en daar ben ik mooi ingestonken.”

Het blijft even stil in de zaal. Ze begrijpen dat Jan een grote teleurstelling moest ondergaan.

Max Boomkamp vraagt op nadenkende toon aan Jan: “Zeg, je zei zonet dat er een jonge vent aankwam die met een rode auto wegreed. Die de politie wilde bellen. Zou dat geen handlanger van Oosterhof kunnen zijn geweest?”

“Waarom dat dan?”

“Nou, op die manier krijgt Martijn Oosterhof nooit last met een andere bestuurder die hij blokkeert. Zo loopt hij geen risico dat een andere chauffeur echt weg wil maar niet kan en er werk van maakt. En…, Jan, en weet jij zeker dat die twee die tas niet snel verwisseld hebben? De tassentruc? Ja, ik vraag maar wat, ik ben er niet bij geweest.”

Het team denkt met Max en Jan mee. Inderdaad, veronderstel dat die sc?ne ook op touw is gezet. Ze hebben immers te maken met rasechte oplichters van het zuiverste water. Maar Jan ontkent beslist dat de tas verwisseld is, hij lag op dat moment op de achterbank. Tuurlijk, bij nader inzien en nog eens twee keer diep nadenken: hij was juist tóen wel druk bezig met het paspoort van Oosterhof te bestuderen en eerlijk gezegd wist hij ook niet precies waar die knul zo plotseling vandaan kwam… Nee, vermoedelijk niet uit het postkantoortje. Maar uit die andere winkel of beter gezegd die kapsalon, dat zou best kunnen. Zou hij daar gewacht hebben?

“Wat denk je er verder aan te doen?” informeert Pontius om de zaak voorlopig af te ronden.

Jan Verbrugge rammelt zich op de borst als Bokito, de gorilla, en zegt: “Ik grijp hem bij zijn vette lurven voordat hij zich tien keer kan scheren.”

“Waar slaat dat nou weer op?” vraagt Esila Yildirim verbaasd.

“Nergens op, meid, ik lul ook maar wat aan. Ik zie wel wat ik doe.”

“In principe kon je hem vanmiddag al aanhouden wegens een valse naam en een vals adres,” brainstormt Dirk Tusscher scherp maar toch wel vriendelijk, “maar dat leek je geen goede oplossing?”

“Nee joh, dan wandelt ie weg met een boete van honderd euro of een nachtje slapen. Daar willen we hem niet voor oppakken,” verklaart Jan beslist, “we gaan voor artikel 326.”

Je hoeft Jan niets wijs te maken over de wet. Als getuige-deskundige heeft hij meerdere keren zijn verhaaltjes verteld aan de rechtbank die hem prees om zijn wetskennis. En dat zegt genoeg.

“Zou het geen goed idee zijn,” voegt Max er nog aan toe, “om zelf een advertentie te zetten waarin je geld wilt lenen? Net als die andere slachtoffers. Maar dan alleen een telefoonnummer. Dan kun je mooi met hem
afspreken op een stil plekkie. Dan hangen wij wel in de bomen.”

Maar deze optie wordt onmiddellijk afgeschoten. Meneertje Oosterhof werkt alleen via een teruggaaf van de belastingdienst en zal persoonlijk heus geen geld brengen. Bovendien - en dat is het ergste nog - moeten ze er niet aan denken als via de media bekend gemaakt wordt dat een politieagent een frauduleuze lening via de fiscus heeft geregeld. Max ziet zijn dwaling lachend in.

“Laat maar, laat maar, het is ook nooit goed of het deugt niet, ik ga morgen het verkeer wel regelen op het dorpsplein.”


Twitter Facebook LinkedIn Volgen



Tanfana Godin van de Germanen

Shortlist column Tubantia

Een nieuwe misdaadthriller De Haagse hel

De zeven zusters

Eenmaal, andermaal, verkocht. Of breng een bezoek aan de bieb