Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 5
Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 5
Hoofdstuk 4
Niemand weet hoe het signaal in Den Haag kwam maar dinsdagmiddag wordt de staatssecretaris van Financiën uitgebreid ingelicht, dat de mmb bezig is met de actie KROP. Er gaan koppen rollen bij de belastingdienst. Eindelijk! Stelletje slaapkoppen. De staatssecretaris belt met de financiële woordvoerder van zijn partij en zo bereikt diens bericht nog net op tijd Hilversum om in het journaal van acht uur meegenomen te worden. De minister krijgt in beeld een schouderklopje, omdat hij zo adequaat en voortvarend op zal gaan treden om deze fraude met wortel en tak uit te roeien. Te beginnen in hun eigen tuintje. Het Kamerlid Pieter Omtzigt van het CDA wil onmiddellijk Kamervragen voorbereiden over de brutale kredietfraude door Twentse bureaus met postbussen, waarbij de fiscus wordt ingeschakeld om hypotheekrente ten onrechte uit te keren. Hypotheekrente als belastinggeld uitbetalen op een huis dat niet bestaat! Schandalig.
“Stop het automatisme waarmee een voorlopige claim op aftrek wordt verleend,” zegt meneer Omtzigt tegen de journalist van Het Vrije Volk.
De regering heeft toch het voorkómen van fraude middels een voorlopige teruggaaf als speerpunt in haar regeerakkoord staan? Nou dan! ’s Avonds laat krijgt krop-coördinator Henkjan Bovendijks van de hoofdcommissaris te horen dat hij zijn gang kan gaan. Even later weet hoofdinspecteur Pontius van der Luiten het ook.
*
wegens omstandigheden gesloten
Henk van der Wurp heeft het bordje aan de deur opgehangen omdat hij een barstende koppijn heeft en omdat Dinie er weer op haar fiets vandoor is gegaan zonder te zeggen waarheen. Het is dinsdagmiddag en nu heeft hij gelegenheid om achter die rotvent aan te gaan. Want zolang Guido Groenhoof hem de pc’s en zo niet heeft betaald, zijn ze van hem en blijven ze van hem. Wat hij met Guido zelf gaat doen, weet hij nog niet maar een afspraak met diens bottendokter zou wel eens nodig kunnen zijn. Als dat al niet te laat is want dan rijdt hij zo door naar het crematorium! Het liefst zou hij ‘m heel langzaam bijna wurgen. En dat tien keer. Of zijn kop eventjes onder water duwen en na twee dagen vragen of hij nog steeds dorst heeft. Zoiets. God, wat haat hij die vent intens. Dus rijdt hij naar de winkel van Van Haren in Apeldoorn en bekijkt de situatie daar nauwkeurig. Naast de schoenenwinkel zit een kledingzaakje dat alles in de uitverkoop heeft. In de winkel loopt hij rond alsof ie op zoek is naar schoenen. Een piepjonge verkoopster in een kort rokje en een diep uitgesneden bloesje vraagt of ze hem kan helpen. Lang haar tot op de kont. Niks mis mee. Een lust voor het oog.
“Nou ja, misschien wel,” antwoordt hij aarzelend, “maar het gaat niet direct over schoenen. Hebben jullie een groot magazijn?”
Verbaasd kijkt ze hem aan en zegt: “Hoezo? Waarom wilt u dat weten? Of wilt u liever verder praten met mijn baas? Ik ben hier alleen om schoenen te verkopen.”
“Ja, da’s een goed idee. Haal hem maar even,” glimlacht hij.
Met zulk personeel is het toch veel leuker zaken doen dan met Dinie, overweegt hij. Even later komt een jongeman in een strak pak op Henk toegelopen.
“Meneer, zegt u het eens. Waarmee kan ik u helpen?”
“Ik vroeg me af of u een groot magazijn hebt. Rare vraag maar ik zal het uitleggen. Het is zo dat ik in Twello een winkel heb in computers en ik kan wel wat schone en droge ruimte erbij gebruiken. Wilt u een deel van uw magazijn aan mij verhuren? Gewone nette opslag van computers in dozen en monitoren. Ja, het contract loopt uiteraard via een makelaar, hoor.”
“Oh, gaat het daarom? Nee, onmogelijk. We komen zelf ruimte te kort. Bovendien moet er van alles geregeld worden met de sleutel en de verwarming en de verzekeringen. Een enorm gedoe, dat is het. Nee, het spijt me. Ik kan u niet helpen.”
“Oké, ik dacht, ik vraag het gewoon. Dat is goedkoper dan met een advertentie. Bedankt en tot ziens.”
De jongeman kijkt hem diep beledigd hoofdschuddend na. Hij, bedrijfsleider en filiaalhouder bij de grote Van Haren…, hij runt toch geen marktkraam?
Hierna rijdt Henk naar de flat in de Nabuccostraat. Het is niet moeilijk om er binnen te komen. Als hij op een willekeurige bel drukt, zegt hij dat hij zijn sleutel is vergeten. Er wordt niets gevraagd, de zoemer gaat al. Op nummer 410 belt hij aan en doet een stap terug. Wie weet? Misschien is Guido wel gewelddadig als het op betalen aankomt. Een wolf in schaapskleren, dat is ie. Een hyena, bah. Henk maakt zich vanzelf weer kwaad terwijl hij ongeduldig wacht. Na een poosje draait de deur voorzichtig open. Een oudere mevrouw met een echt rimpelig gezicht kijkt hem vragend aan. Ze heeft kleren aan waarmee ze vermoedelijk ook in bed stapt. Henk verontschuldigt zich en zegt dat hij zich een verdieping heeft vergist.
“U woont hier zeker al langer?”
De vrouw knikt en maakt aanstalten de deur te sluiten. Een collectant zonder bus? Wat moet zij daar nu weer mee? Dan gaat de deur definitief dicht. Henk van der Wurp rijdt nog een paar straten af in de buurt van de ‘Havik’ en weet donders goed dat hij op zoek is naar een naald in een hooiberg. Guido zal heus niet zijn busje hier parkeren. En ook niet om de hoek. Toch geeft hem dat enige troost. Dan kan hij donderdag in ieder geval tegen de politie zeggen dat hij niet stil heeft gezeten. En soms heeft iemand gewoon geluk. Kan toch? Zijn hoofdpijn is behoorlijk erger geworden. Zijn woede ook. Het is godverdomme ook niet niks, bijna € 9.000,- naar de kloten. De zaak failliet. Omdat hij zo stom is geweest. Wat zullen ze hem uitlachen! Hij kan zich best voorstellen dat een slachtoffer van welk misdrijf dan ook de dader om zeep helpt. Zoals die moeder die in de rechtbank de vrijgesproken verkrachter van haar dochtertje doodschoot. Goed zo, groot gelijk! Als hij Guido nu voor de bus zou krijgen? Ja, zeker weten, hij reed hem hartstikke morsdood. Of hij vandaag de gevangenis in moet of morgen naar de bijstand…, wat is erger? Verbitterd tot op het bot rijdt Henk van der Wurp langzaam naar huis. Hij schrikt bij iedere blauwe bus die hij tegenkomt. Een rode waas trekt voor zijn ogen als het ook nog een Cargo is en automatisch trapt hij op de rem. In een flits ziet hij zich spiernaakt zitten in een Marokkaanse gevangenis. Steenkoud en hongerig. Het bloed drupt op de grond. Dat drupt al drie dagen. De laatste druppel moet een keer komen… Dan dwalen zijn gedachten af naar Dinie. Als dat lelijke mens zo meteen weer begint te zeuren en te schelden…, als ze godverdorie weer het bloed onder zijn nagels vandaan haalt…, dan…, dan zal hij haar eindelijk zo’n rotklap verkopen waar ze morgenvroeg nog goeiendag tegen zegt. Dat kreng!
*
De groene auto, een goedkope Panda, zoekt een plaatsje op het kleine parkeerterrein maar vindt er geen. Een kapsalon en een postkantoortje annex boekhandel zijn er gevestigd. Een nog nooit gekraakte pinautomaat van de ing in een hoekje. Het filiaaltje van de sns bank links aan het uiteinde is al twee jaar dicht en sindsdien staat dat deel van het pand er verlaten bij. Niet eens een bordje ‘Te huur’. Zou de eigenaar vergeten zijn dat deze stenen en grote ramen van hem zijn? Boven de winkels zijn woningen gebouwd. Bovendien is het parkeren hier gratis. Vandaar al die auto’s, denkt rechercheur Jan Verbrugge. Dan maar terug, langs de vijver, de apotheek, de fysiotherapeut en direct links af. Daar zijn nog meer winkels. De jongeman, hij is nog maar negenentwintig jaar, speurt verder en schiet een vrije plek in. Hij kijkt om zich heen maar is niet tevreden met de situatie. Dit is twee maal niks. Totaal geen uitzicht. Hij kan onmogelijk een uur of twee voor die andere winkels langs lopen. Dat valt teveel op. Dus start hij zijn autootje en rijdt weer naar het andere parkeerterrein. In al zijn glorie ligt er nu een vrije plaats op hem te wachten. Prima toch? Naast de grote etalageruit bevindt zich een enkele deur. De ingang van het postkantoor is duidelijk te zien. Dus ook iedereen die er naar binnen gaat. Met een speciale verrekijker wordt het allemaal nog duidelijker. Als ze lachen, kan hij zien of ze hun tanden hebben gepoetst of niet. Het is dinsdagmiddag, bijna vier uur. Jan zakt onderuit en stelt zich in op lang wachten. Dat heeft hij al zo vaak gedaan, op alle tijden van een etmaal, onder alle weersomstandigheden, in zijn eentje of met collega’s. Wachten op criminelen, zoals deze Martijn Oosterhof. Een rasechte oplichter van het zwaarste kaliber. Uit de dossiers van hoofdinspecteur Pontius van der Luiten blijkt duidelijk dat Martijn een postbus huurt in dit postkantoor. Onder een valse naam uiteraard. Vanmorgen was er niemand gekomen die aan het globale daderprofiel beantwoordde. Misschien wacht hij totdat het een beetje drukker wordt, gokt Jan. Het is geen zij. Hij gaat er niet vanuit dat er straks een jonge griet opduikt. Daar was de rest ook akkoord mee gegaan in het hotel. Een jonge vrouw met twee kinderen aan de hand trippelt naar binnen. Jan heeft de verrekijker al gepakt. Vijf minuten later loopt ze de winkel weer uit. Niets vreemds te zien. Behalve dan haar diep uitgesneden witte doorkijkbloes. Nee maar, de bijna zwarte tepels prikken wel heel opstandig naar voren. De kinderen rennen vooruit. Zeker te lang vastgezeten op school op deze mooie, zonnige dag. Pal voor de winkel stopt een auto. Een splinternieuwe gitzwarte BMW. Dat er geen parkeerplaats meer vrij is, hindert hem niet. Hij is kennelijk een van de schoften die denken een vergunning te hebben om overal dubbel te parkeren. Redelijk gehaast stapt een man uit. Fors postuur. Een geruite pet op zijn hoofd. Een tas in zijn hand. Achteloos gooit hij het portier dicht. Doet de auto niet op slot. Hij verdwijnt in het postkantoortje. Jan Verbrugge voelt aan zijn theewater dat er iets gaande is wat niet in de haak is. Hij haalt vlugger adem. De adrenaline perst zich door zijn aderen. Dat is hetzelfde gevoel als toen op Koninginnedag in 2009 bij de Naald in Apeldoorn toen hij de auto zag aankomen waarbij de toeschouwers als poppetjes de lucht in vlogen. Wat zal hij doen? Hij heeft een legitieme reden om die vent een bekeuring in zijn maag te splitsen. Maar dan? Vanmorgen had hij uitgedacht om meneer Oosterhof te achtervolgen tot in de taiga’s van Rusland, nee, verder nog, tot in de toendra’s en dan maar zien waar de wolven zullen aanvallen. Maar nu een bekeuring uitdelen, is ook wel verleidelijk. Misschien wordt hij agressief, misschien wil hij vluchten, dat is het mooiste. Maar hij kan ook heel kalm reageren. Als die vent maar geen boekhouder is die een postzegel gaat kopen. Nee, Jan denkt sterk aan een prent uitdelen. Dan hebben ze in ieder geval zijn gegevens en een duidelijke beschrijving van de oplichter. Jezus, wat een mazzel. Vastberaden stapt Jan zijn auto uit en loopt naar de bmw. Goed getimed, de pet komt op dat moment met dezelfde haast de winkel uit, de aktetas onder zijn arm, hij loopt argeloos over het trottoir naar zijn auto. Hij wil het portier al openen.
“Goedemiddag, meneer. Mijn naam is Jan Verbrugge. Ik ben van de politie. Districtsbureau Gelderland. Bezig met een landelijk onderzoek voor de MMB. Hier is mijn legitimatiebewijs.”
De man schrikt op, kijkt vlug om zich heen. Typisch, hij heeft totaal geen aandacht voor de legitimatie, bijna iedereen is wel nieuwsgierig en kijkt in het algemeen direct naar zijn foto. Jan ziet zijn reactie en is uiterst alert. Er zijn twee vluchtwegen voor deze verdachte, naar links en naar rechts. Of drie, maar die derde is dan over zijn lijk en dat is tot nu toe niemand gelukt. In het postkantoor kijkt het personeel mee. De beheerder en twee jonge meisjes staan voor het getraliede raam van de deur. Voorbijgangers lopen met een boog om hen heen. Op veilige afstand blijven ze nieuwsgierig staan. Hier valt wat te beleven.
“Is deze auto van u, meneer?”
“Ja, die is van mij. Misschien ook wel een beetje van de bank. Wat zou dat? Wat hebt u daarmee te maken?” antwoordt de man hondsbrutaal.
Maar de ervaren rechercheur laat zich niet uit zijn tent lokken.
“U staat fout geparkeerd achter deze rode auto en ook nog op een rijbaan. Dat mag niet volgens de Wegenverkeerswet en daarvoor krijgt u een bekeuring van mij. Moet u eens zien hoe u het doorgaande verkeer hindert. En deze rode auto kan er nooit uit. Waarom moet die chauffeur op u wachten als hij eerder dan u terug is? Of gelden de verkeersregels niet voor u? Hebt u een legitimatiebewijs bij u? Of een rijbewijs? Dan wil ik dat nu graag zien,” eist Jan resoluut terwijl hij iets dichterbij komt staan.
Als het op rennen aankomt, scheelt iedere meter. Maar de verdachte ontwijkt de rechercheur behendig door langzaam een paar passen naar links te lopen. Zo komt er een derde vluchtweg achter hem vrij.
Hij legt zijn tas op de motorkap en zegt: “Natuurlijk. Even de handen vrij maken. Mijn rijbewijs zit in mijn binnenzak… Alhoewel! Daar zat ie gisteren nog. Verdorie, waar heb ik hem dan gelaten…?”
Jan Verbrugge kent dit tafereeltje zo goed en wacht rustig af. Hij bereidt zich voor op een ritje naar het bureau voor een nader verhoor. Deze man is er gloeiend bij. De hoofdzaak is echter de inhoud van de aktetas. In feite boekt hij een snel succes en dat geeft hem een tevreden gevoel. Wat zullen ze in het team opkijken!
“Nee, sorry, ik dacht dat ik het rijbewijs in mijn binnenzak had gedaan maar waarschijnlijk zit ie in een andere jas.”
“Dan krijgt u ook daarvoor een bekeuring, meneer. Hebt u soms een ander geldig legitimatiebewijs bij u?” reageert Jan kalm.
De man zucht en denkt na.
“Misschien ligt mijn paspoort nog in mijn tas. Als ik geluk heb. Even wachten.”
Hij draait zich om, opent de aktetas wel maar Jan kan net niet zien wat er in die tas zit. Als hij geluk heeft, kan er een klein vermogen aan contant geld inzitten. Bankbiljetten, netjes in enveloppen tussen twee kartonnetjes. Licht geld. Kennelijk heeft de man succes. Hij ritst de tas weer dicht. Triomfantelijk overhandigt hij het paspoort aan de rechercheur zonder iets te zeggen terwijl hij het portier opent en de tas in de auto gooit. De tweede ronde is voor hem. Jan bekijkt het paspoort nauwgezet. De ietwat wazige foto kan wel kloppen. Iets te jong met wat voor hem staat maar alla. Een kniesoor die daarop let.
“U bent meneer Martinus Johannes Oosterhof?” vraagt Jan nogal overbodig maar juridisch correct.
“Ja, dat klopt,” antwoordt de man gelaten.
“En u woont in Rotterdam?”
“Correct.”
Aan zijn houding is te zien dat het hem allemaal veel te lang duurt. Hij heeft haast maar wil dit niet tonen. Of zijn het onderdrukte zenuwen? Jan neigt naar het laatste.
“Wat hebt u in het postkantoor gedaan?” vraagt Jan plotseling.
“Waarom moet u dat weten?”
“Tjaa. Het zou toch kunnen dat u uw rijbewijs daar wilde verlengen? Ik gok maar wat. Verzachtende omstandigheden.”
“Nee, hoor. Ik heb daar een leesboek gekocht. Ligt in mijn tas.”
Op dat moment loopt een stoere jonge knul naar de rode auto die geblokkeerd staat door de BMW van
meneer Oosterhof. Hij aanschouwt de situatie en denkt dat die twee mannen over koetjes en kalfjes praten.
“Zeg, doe me een lol en zet die glasbak onmiddellijk een straatje verderop, ja? Of moet ik de politie bellen?”
“Sorry, meneer,” sust Jan Verbrugge, “doe geen moeite, ik ben van de politie en doe nu mijn werk. Maar deze meneer zal zijn auto natuurlijk meteen wegzetten.”
De rechercheur vraagt aan meneer Oosterhof zijn auto op een vrijgekomen plaatsje te zetten. Ondanks die paar meter gaat hij naast de chauffeur zitten en sluit het portier.
“Precies, zet hem daar maar neer. Mooi, nee, hoeft niet verder. Zo, u hebt een leesboek gekocht en dat boek zit in die tas op de achterbank. Hebt u er bezwaar tegen om mij de inhoud van die tas te laten zien? Ik heb een aantoonbare verdenking wat die inhoud is. Ik zal er voorlopig verder niets mee doen want ik was niet van plan het briefgeheim te schenden ofschoon het transport van de poststukken wel is beëindigd. Indien nodig zal ik de inhoud overhandigen aan de officier van justitie die met machtiging van de rechter het onderzoek zal voortzetten.”
Meneer Oosterhof kijkt met grote ogen naar de rechercheur en begint hard te lachen.
“Wat een verhaal, zeg! Man, man, man, wat kun jij ingewikkeld lullen over een boek. Een boek is toch geen brief en een brief is geen boek, klaar. Hier. Hier heb je de tas en doe er maar mee wat je er mee wilt doen of wat je niet laten kunt. De kassabon zit er ook bij. Het boek is netjes betaald. Bekijk het maar. Ik vind alles goed. En ehm, vergeet niet mijn paspoort terug te leggen. Jezus, hoe kom je toch bij al die onzin?”
Even is Jan Verbrugge verbaasd over de vlotte medewerking van deze boef. Uit zijn dossier blijkt dat hij vooral een handige oplichter is. Wat zit hier achter? De autosleutel zit nog in het contact, zal hij die eerst afpakken? Ach, dat kan altijd nog. Hij ritst de aktetas open. Bijna leeg. In een plastic reclamezak zit een niet ingepakt boek. Een nieuw boek. Over het ontstaan van de aarde, leest hij. Met een grote rode sticker ‘Aanbieding’ erop. Met 75% korting. Dit is een behoorlijke dreun maar Jan schudt even met zijn hoofd. Wie in de ring stapt, kan klappen verwachten, moet kunnen incasseren, moet niet bang zijn voor bloed. Maar het echoot langer na in zijn hoofd dan de verplichte tien tellen. Hij is knock-out. Niet één enveloppe! Totaal niets! Dat is toch niet logisch! Godverdomme. Of zit hij er volkomen naast? Wil die vent gewoon braaf vanavond een boek lezen op de bank? Dit moeten ze met zijn allen overleggen in het team. Later. Nu eerst praktisch zijn, geen blunders maken, de zaak netjes afhandelen. Met zo’n zakkenwasser heeft hij totaal geen medelijden. Jan Verbrugge denkt kort na en besluit de reeds aangekondigdebekeuringen uit te schrijven. Waarom niet?