Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 4
Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 4
Tuurlijk zei Henk van der Wurp dinsdag aan de ontbijttafel niet tegen zijn Dinie dat hij geen oog had dichtgedaan. Zijn gedachten waren de hele nacht bij Guido Groenhoof geweest én diens bus waarin zijn laatste kapitaal lag. Geavanceerde desktops, snelle laserprinters en de grootste platte monitoren. In een droomflits had hij een vrachtauto gezien, die achteruit reed tot aan zijn winkelpui. Die kiepte zijn hele lading pc’s op de keien voor zijn deur. Binnen een tel stond de hele boel in lichterlaaie. De dikke chauffeur in een smoezelige blauwe overall veranderde voor zijn ogen in Guido in een net pak die zich op de knieën sloeg van het lachen. Sinds hij gistermiddag om half drie was weggereden bij de flat ‘Havik’, zonder zijn dozen en zonder een rooie eurocent in zijn binnenzak, brak het zweet hem telkens uit als hij dacht aan wat hem was overkomen. Aan de andere kant bleef het een goeie deal. En als het geld gebracht wordt, is er niks aan de hand en heeft hij zich nodeloos zorgen gemaakt, was de volgende gedachte. Precies, dat is het. Nodeloos zorgen maken. De vrees voor zorgen, daar heeft de mens meer last van dan van echte zorgen. Onderweg naar huis had hij al slim bedacht wat hij tegen Dinie zou zeggen. Hij zou ronduit zeggen dat alle dozen nog in de auto lagen en dat de deal was afgeketst omdat die lul niet cash kon betalen. Hij had zijn poot stijf gehouden. Boter bij de vis. Wat dacht die knuppel wel? Dat hij een watje was? Geen boter? Dan ook geen vis! Ha! Dinie zou gegarandeerd uit haar vel springen. Ze zou zeker beginnen te schelden dat ie een lafaard was. Dat ie nooit risico’s wilde lopen en nou had ie wat! Geen geld! Wel dozen. Zou ze die vanavond gaan braden? Wilde hij zo graag failliet? Nou, woensdag hadden ze in de rechtbank nog wel tijd voor hem. Dát was dan zijn moment. Dán zou hij triomfantelijk zeggen dat hij natuurlijk de deal wel had laten doorgaan. Zo’n kans krijgen ze immers nooit weer. Net nu ze zo diep in de penarie zitten, financieel. Alleen…, morgen kwam het geld pas. So what? Het roest niet en het smelt niet. Daarmee zou hij haar de mond snoeren. Tot zolang het duurde want ieder uur was winst. Maar het liep totaal anders. Toen hij de auto parkeerde voor de winkel liep Dinie toevallig buiten en ze keek meteen in de laadruimte. Leeg!
“Hoera, kom op met je geld, Henk,” had ze geroepen, “hier met die flappen, lekkere vent van mij.”
Zonder iets te zeggen, liep hij met een strak gezicht langs haar heen, de winkel in, zo naar de keuken. Gedachteloos gooide hij de sleutelbos op de kookplaat naast het aanrecht. Stomend liep ze in zijn kielzog mee. Ze rook meteen onraad.
“Vertel op, kereltje!”
“Dit is zeer belangrijk…,” zei hij nadrukkelijk en plofte op een stoel neer.
Laat haar maar even raden, dacht ie maar dat was ze niet van plan.
“Wat is er gebeurd?” eiste zij een verklaring en plantte haar handen in de zij.
Haar gezicht stond op onweer met een Mexicaanse tornado op de reservebank.
“Als je me rustig laat uitpraten, zal ik je het zeggen. Guido wilde geld halen bij zijn bank. Een landelijke storing was er de oorzaak van dat alles daar plat lag. Kun je je het voorstellen? Dat kost die bank miljoenen aan schadeclaims…”
“Interesseert me geen reet. Waar is ons geld?” siste Dinie.
“Hij zette me voor het blok. Hij zei dus eerlijk dat hij net zo min als alle andere klanten geld kon krijgen op dat moment en dat de storing wel tot middernacht kon duren. Dus gaf hij mij de keus. Kon hem niks schelen. De deal afblazen…, of niet en dan kreeg ik morgenvroeg het geld na negen uur. Ik kreeg sterk het idee dat hij er vanaf wilde. Zijn hoofdkantoor doet niet aan voorschotten, zei hij nog.”
“Nee, wij ook niet, sukkel. Dan neem je de dozen toch weer mee! Wij morgen geld en hij morgen dozen. Wat dacht je daarvan? Als meneer Groenhoof een oplichter is, zijn wij het haasje voor duizenden euro’s.”
“Dacht je dat het zo simpel was, Dinie?” zuchtte hij gelaten, “nee, nee, het filiaal moest vrijdag open en als hij zijn dozen nu niet kreeg, zou hij ze bij een ander afhalen die wél een dagje geduld had met het geld. Toen pas ben ik akkoord gegaan. Maar Guido komt mij heel betrouwbaar over en ik heb het idee dat ik wel wat mensenkennis heb opgebouwd in al die jaren.”
“Dat idee zullen we morgen nog eens bespreken,” reageerde ze onderkoeld.
“Oh ja,” voegde hij er hoopvol aan toe, “ik heb zijn adres en zijn telefoonnummer. Een filiaal aan de Hoofdstraat, nummer negenenzeventig.”
Dinie schamperde: “In Apeldoorn? Dure buurt meen ik me te herinneren. Meer kale kak dan vette stront maar als ik slaap, lig ik er niet wakker van. Ikke niet.”
“Ja, we hebben het wel over een makelaarsconcern. En donderdag kan ik alles installeren. Misschien kan ik hem nog een router en draadloze toetsenborden aansmeren. Er is genoeg dat ze nog niet hebben als je fris begint met een bedrijf. En daar pik ik wel wat extra’s mee.”
Dinie keek hem hoofdschuddend aan. Ze vertrouwde het zaakje voor geen meter. Maar Henk had wel gelijk, het was erop of eronder. En wat is nou een dag?
Zo gingen ze die waardeloze maandag uit en een slapeloze nacht in met een flinke neut. Zou dat helpen?
*
Sommige dagen beginnen zoals de voorgaande zijn geëindigd. Walter is vandaag, dinsdag, op tijd opgestaan, hij voelt zich bijzonder prettig. Niet alleen omdat hij de vorige avond had besloten de koe bij de horens te vatten, nee, alles wat er gebeurd is en alles wat er hoogstwaarschijnlijk nog komen zou, stemde hem tevreden. De spanning die hij voelt, is te vergelijken met iets nieuws. Alsof hij op het punt staat, zijn eerste parachutesprong te wagen. Solo dus. Voor de zoveelste keer kijkt hij op zijn horloge. Hij checkt dat de vitrage netjes opzij is geschoven. Ze is behoorlijk te laat. Zou ze juist nu niet komen? Dan valt de klep. Hij schrikt. Nog even wachten… Ja, hij ziet haar lopen achter haar postkarretje, ze kijkt op zoals gewoonlijk. Meteen zwaait hij voorzichtig naar haar. Zeker niet opzichtig, had hij zich voorgenomen. Hij merkt duidelijk dat ze verrast is, ze houdt haar pas in. Ja, ze zwaait terug. Lachend. Mooi, zo moest het ook. Hij loopt naar het raam en maakt het uitnodigende gebaar van koffie drinken. Ze aarzelt geen seconde, steekt haar duim op en draait zich om. Walter haast zich naar zijn voordeur en doet open. Ze lacht vriendelijk naar hem. Foei, van dichtbij is ze nog veel knapper. Prachtige lange donkere haren. Echt glanzend. En dan die ogen… Plus de uiterst sensuele lippen van Sylvana Simons. Nee, daar kan geen enkel Nederlands meisje aan tippen. Haar karretje zet ze rechts naast de deur in de tuin. Een grote conifeer voorkomt dat het ding vanaf de straat te zien is.
“Goeiemorgen. Mag ik je wat vragen? Heb je zin in een bakkie? Oh, sorry, ik zal me eerst even voorstellen. Ik ben Walter. Kom binnen.”
Hij schudt haar stevig de hand.
“Ik ben Sakina. Graag, ik ben er al aan toe. Heb me verslapen vanmorgen.”
Hij hoort haar zachtjes snuiven. In de hal legt ze de stapel post op een tafeltje naast de kapstok. Hij gaat haar voor naar de woonkamer. Weer snuift ze bijna onhoorbaar zijn geur op.
“Zoals je ziet, staat hier niet veel, ik moet alles nog inrichten maar ik heb er geen tijd voor. Dat betekent: ik heb er geen zin in. Waar wil je zitten? Aan tafel of op de bank?”
“Oh, maakt me niet uit. Op tafel dan maar,” lacht ze vrolijk.
Walter kan zijn oren niet geloven maar Sakina bemerkt haar verspreking en corrigeert zichzelf.
“Mooi. Maar ehm, Sakina, is het niet verboden om zomaar onder diensttijd koffie te drinken? Ik wil ook weer niet dat je problemen met je baas krijgt,” reageert Walter serieus bezorgd terwijl hij de kopjes pakt nadat hij in de keuken de Senseo met water heeft gevuld.
“Geen zorgen. Mijn baas is zelf verslaafd aan koffie, hij drinkt wel zeker dertig koppen per dag, zegt ie. Als ik mijn ronde maar loop en voor twee uur binnen ben, is hij tevreden. Ik heb een vier-uren contract maar draai veel meer uren, hoor.”
“Ja, dat is mooi. Ik ben mijn eigen baas en dus nooit te laat. Maar dit werk bevalt je goed?” informeert Walter en biedt haar een luxe kersenbonbon aan.
“Oh, mijn lijn… maar vooruit, ik loop het er wel weer af, dankjewel, Walter. Ja, dit is hartstikke leuk werk, joh, je praat nog eens met interessante mensen, knappe mannen, bijvoorbeeld.”
Terwijl ze dat knipogend zegt, geeft ze hem een paar klopjes op zijn arm. Het laatste klopje voelt hij als een zachte warme aai. Maar misschien vergist hij zich wel.
*
Na het ontbijt kan Henk zijn draai niet vinden in de winkel. Hij legt wat kabeltjes bij elkaar, schuift de batterijen netjes op een rij en zo klungelt hij maar wat aan. Bijna om de tien minuten kijkt hij op de klok, het wil maar geen negen uur worden. Zijn oren zijn gespitst op ieder geluid op de straat. Als er mensen voor zijn etalage lopen, meent hij steeds Guido Groenhoof te herkennen. Tevergeefs. Dinie laat zich niet zien. In de keuken is ze ook niet. Dan hoort hij haar buiten bezig. Ze veegt de boel aan. Na een half uur kan er geen blad meer te bekennen zijn - normaal gesproken - maar hij bemerkt hoe ze haar bezem toch nog driftig tegen de muur slaat. Het is ruim negen uur geweest. Daarna slaat de klok half tien. Tien uur. Geen Guido. Half elf, tijd voor een kopje koffie maar Dinie heeft de fiets gepakt en heeft niet gezegd waar ze naar toe ging. Dit is de eerste keer van zijn leven dat hij koffie voor zichzelf zet. Onwennig giet hij een beetje water in het reservoir. Vindt de koffiepads na enig zoeken in een langwerpige bus waarvan hij altijd dacht dat er hagelslag in zat en van hagelslag moet hij overgeven. Met een rood hoofd en een bonzend hart kijkt hij naar zijn lege kopje. Waar is die trut toch naar toe? Even later drukt hij op het linker knopje. De dampende koffie ruikt wel lekker. Zou de koffie overstromen of tijdig stoppen? Zijn gedachten tollen door elkaar heen. Hij kan wel janken. Dan slaat de achterdeur hard dicht. Onwillekeurig schrikt hij. Dinie stampt de keuken binnen zonder hem aan te kijken.
“Jij hebt toch zijn telefoonnummer? Bel hem eens op waar ie blijft,” blaft ze kortaf en mikt haar rode blazer op het aanrecht.
Mis. Ze laat hem op de grond liggen.
“En dan? Hij komt vanzelf wel. Wil je koffie?”
“Nee, wat dacht je? Nu? Ik heb wel wat belangrijkers te doen dan koffie leuten. Geef mij het nummer maar, dan bel ik wel, schijtluis.”
Henk geeft haar zonder commentaar het papiertje dat ze uit zijn vingers grist. Op zulke momenten had hij haar het liefst een enorme dreun verkocht. Driftig toetst ze het nummer in. Ze luistert kort, geeft kort antwoord en stelt maar één vraag. Dan legt ze de haak neer.
“De groeten van Van Haren…”
“Hè?”
“Ben je doof? Je moet de groeten hebben van Van Haren.”
“Ja, dat hoor ik. Wat bedoel je er mee? Doe toch niet altijd zo moeilijk, mens.”
“Henk, zet dat beetje verstand van jou eens aan, draai die knop eens om, Van Haren zit al jaren op nummer 79 in de Hoofdstraat in Apeldoorn,” zegt ze op een toon alsof ze tegen een klein kind praat, “ik heb net gebeld met de winkel van Van Haren. Zij hebben nog nooit gehoord van makelaar Groenhoof. Hij heeft je bedonderd, Henk! Dat telefoonnummer heeft ie gewoon uit de gids of weet ik het. Op internet is toch alles te vinden? Nou dan! We zijn onze handel kwijt. Zeg maar gauw dag met je handje tegen je € 9.000,-. Jij moest de bijstand maar eens bellen, kereltje.”
Met de laatste woorden komen ook de tranen bij Dinie. Ze zoekt tevergeefs een zakdoek. Ze pakt de theedoek en gebruikt die om haar tranen weg te vegen en om haar redelijk grote neus te snuiten. Zou ze anders nooit doen. Langzaamaan dringt de wrede werkelijkheid tot hen door. Tot nu toe werden andere mensen opgelicht, nu zijn zij het. Tot nu toe waren andere mensen dom of waren ze te goed van vertrouwen geweest. Nu weten ze hoe dat komt. Zo is het begin van een ellendig leven. Terwijl die schooier feest viert van hun centen! En wie zorgt er voor het einde van een ellendig leven? Geen kinderen, geen opvolger. Geen familie, behalve een suffige zus en een arrogante broer van Dinie. Wat is hun leven nou nog waard? Wat stelt hun huwelijk nou nog voor?
“Niks bellen. Ik ga naar de politie,” besluit Henk toonloos.
Hij schaamt zich enorm. Hij is woedend op zichzelf, kwaad op Guido en hopeloos ongelukkig. Veel vertrouwen heeft hij er niet in. Wat een ellendig, treurig en wanhopig leven, denkt hij opnieuw.
“Neem de fiets maar. Benzine is te duur,” is haar keiharde antwoord.
Maar dat weigert hij botweg. Zijn fiets heeft al een half jaar een lekke band. Een damesfiets zal hij uit principe nooit nemen. Een dame wel! Dinie wordt na een half uur wachten ongerust. Hij zal toch geen ongeluk hebben gekregen? Of erger nog…, tegen een boom zijn gereden? Je leest tegenwoordig zulke nare dingen in de krant. Na ruim een uur is hij terug. Zet zijn auto op de vaste plek onder de bomen.
“Wat duurde dat lang,” bitst ze, “het is al half een of ben je de kroeg ingedoken? Wat zeiden ze?”
Ze weet zelf ook niet waarom ze zo idioot reageert. Iedere man zou toch gloeiend kwaad worden op zo’n takkewijf? Henk beheerst zich apathisch en ook dat is funest in een goede relatie. Waarom grijpt hij niet naar het zwaard?
“Niets.”
“Niets?”
Henk kijkt Dinie woest aan alsof zij er de schuld van was.
“Nee, niets. Moest een half uur wachten. Om aangifte te doen, moet je eerst een afspraak maken, kreeg ik toen te horen. Dat is al een jaar zo bij de politie, zei die griet. Wist ik dat? Donderdagmorgen om kwart voor negen. Eerder hadden ze geen tijd. Godverdomme, wat een ellende,” lucht hij zijn hart.