Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 3
Feuilleton Een rasechte oplichter Aflevering 3
Om twee uur precies zoekt Henk van der Wurp een parkeerplaatsje bij de flat ‘Havik’. Het is geen moeite want er zijn lege plaatsen genoeg. Bovendien krijgt hij Guido Groenhoof in de gaten die naar hem zwaait. Hij staat naast een blauwe Nissan Vanette Cargo. Henks vorige auto was ook een Cargo. Ze schudden elkaar hartelijk de hand. Fijn is dat, meteen zo’n vertrouwelijke band van ondernemers onder elkaar.
“Ja, ik ben maar alvast naar beneden gegaan, want de spullen moeten toch in mijn busje,” verklaart Guido.
“Oh, maar ik kan ze ook op jouw kantooradres brengen, hoor.”
“Dat begrijp ik. Het staat wel kaal, zo’n mooie auto zonder bedrijfslogo. Dat moet allemaal nog aangebracht worden.”
“Heb zelf ook een Cargo gehad, inderdaad een mooie auto. Dus…? Naar jouw kantoor?”
“Heel vriendelijk, Henk, maar ik krijg morgen de sleutels pas. Dan wordt het koopcontract getekend bij de notaris en daar is ook de overdracht van de sleutels. Als je wilt en tijd hebt, mag je de computers ook wel installeren. Dat is toch wel een mooi aanbod van jou. Ik denk dat het meubilair woensdag komt, dus als je donderdag tijd hebt?”
“Jazeker, ik vind wel een gaatje. Dinie runt de winkel wel. Waar laat jij de dozen dan nu?”
“Gewoon, een nachtje in de auto. Ziet geen mens wat van. Moet kunnen. Verzekering dekt de schade.”
“Anders de mijne wel.”
Guido geeft hem lachend een klapje op zijn schouder.
“Ja, ik heb er zin in. Een nieuwe uitdaging, zo’n nieuw filiaal. Zullen we de dozen even overpakken? Is zo gebeurd toch?”
Guido loopt naar zijn busje en opent de achterdeur. Dan loopt hij monter in de richting van Henks auto.
Henk steekt zijn hand op en zegt: “Ehm… Guido. Heb ik nog vergeten te vragen. Wat is jouw business?”
“Wij zijn makelaars in onroerende zaken, Henk. Privé sector, zakelijke sector, maakt niet uit. Ofschoon de bedrijfspanden wel lucratiever zijn. Privé stokt een beetje maar dat is wereldwijd. Ons bedrijf is sterk in het uitdenken van innovatieve lijnen. Met zo’n crisis moet je wel wat, hé.”
Henk beaamt dat en denkt aan het aantal ondernemers dat het niet redt.
Ze sjouwen op hun gemak met de dozen van de ene auto naar de andere. Er liggen nog vijf monitoren in de auto van Henk.
“Zeg, Henk, stop eens even,” zegt Guido, “voor alle duidelijkheid: heb jij een factuur gemaakt?”
“Tuurlijk, heb ik in mijn binnenzak. Alsjeblieft. Hoezo?”
“Moet je luisteren. We hadden afgesproken dat ik cash zou betalen. Als ik wat afspreek, doe ik dat ook. Ik hou er niet van om dat niet te doen, want zelf eis ik dat ook van mijn cliënten. Dat zit in mijn genen. Dus stap ik vanmiddag bij de bank binnen. Wat blijkt? Hun banksysteem ligt plat. Een virus of een hacker, weet ik wat. Duizend excuses van de manager, iedereen schaamde zich kapot. Alle klanten werden onverrichter zake naar huis gestuurd. Of we morgen terug wilden komen. Moet je nagaan!”
Henk weet even niet wat te doen. Hijgend blijft hij met zijn handen in de rug staan. Guido ziet aan zijn gezichtsuitdrukking dat hij in paniek raakt en komt met de oplossing.
“Sorry, maar ik ben met handen en voeten gebonden aan de bank. Dat begrijpt iedereen. Wil je dat we de dozen weer terugleggen? Wil je dat? Of wil je de factuur terug? Je zegt het maar. Ik begrijp het volkomen.”
“Maar ehm…, ik had erop gerekend dat je cash zou betalen. We hebben het wel over een handeltje van bijna negenduizend euro. Dat kan ik niet zomaar…”
“Begrijp ik toch. Begrijp ik volkomen. Zullen we ze terugzetten? Of je moet zeggen dat ik morgen het geld breng of overmaak via telebankieren. Dat gaat tegenwoordig sneller dan de wind.”
“Waarom heb je het niet meteen overgemaakt? Dat zou toch ook kunnen?”
“Helemaal gelijk, Henk. Nogmaals sorry voor deze heisa. Ik heb meteen gebeld met het hoofdkantoor of ik een uitzondering mocht maken en dat ik jou wel vertrouwde. Ze waren niet te vermurwen. Geen vooruitbetaling via het internet zonder aflevering. Gouden regel, bedrijfspolicy. Tja, geef ze eens ongelijk. Het gaat maar om een dag, dan heb jij je geld. Ik denk dat het het beste is dat we alles terugdraaien. Ik zou ook op mijn strepen gaan staan als ik jou was. En ik zou niet vreemd opkijken als ik vanmiddag nog de opdracht krijg via het hoofdkantoor ergens anders computers te bestellen als jij bij je standpunt blijft. We moeten absoluut vrijdag draaien in het filiaal. Feestelijke opening, gelul erbij, je kent dat wel.”
Toen Henk het tot zich liet doordringen dat de hele handel niet door zou kunnen gaan zoals Guido het uitlegde, scheelde het niet veel of hij was flauwgevallen. Onvoorstelbaar wat er hier gebeurt. Hier had hij totaal niet op gerekend. Hij moet kiezen. Hij moet echt nu kiezen. Het is nu of nooit. Dozen afleveren en morgen het geld ontvangen met het risico dat de betaling uitgesteld wordt óf hij moet uit principe het zaakje inpakken en wegwezen... Maar dan heeft hij nóg geen geld. En de dozen opeten, is ook geen optie. En wat zal Dinie tekeergaan! Ze vilt hem levend, hakt hem in heel kleine stukjes en voert hem dan aan de houtduiven in het gemeentepark. Zou ze zomaar doen. Het zweet parelt hem op het voorhoofd. Dit heeft hij nog nooit meegemaakt. Dan denkt hij aan zijn stelregel: als ondernemer moet je soepel zijn.
“Goed, Guido, dan betaal jij me morgen. Of je brengt het cash of je telebankiert het direct na negen uur.”
“Prima. Zo je wilt. Dan hebben we dit probleem goed opgelost. Bedankt, Henk. Dit scheelt me een hoop gedonder. Het is leuk zaken met jou te doen. Ja, als de bank zo begint, doe je er niets aan. Je staat gewoon machteloos tegenover die lui. Ik maak me er ook niet meer boos over, heeft toch geen zin. Dan nu de laatste loodjes inladen.”
Als dat gebeurd is, zegt Guido tegen Henk dat hij hem wel wil uitnodigen voor een kopje koffie in de flat maar dat hij een dringende afspraak heeft.
“Geeft niks. Komt later wel,” reageert Henk, “heb het zelf ook heel druk, tot donderdag.”
“Is goed. Tot ziens.”
Henk stapt in zijn auto. Guido loopt langzaam naar de flat.
“Hooo eens,” roept Henk lachend, “waar moet ik donderdag zijn?”
Guido loopt terug naar het busje en legt zijn armen in het geopende raam.
“Hahaha, jezus, heb ik dat nog niet gezegd? Wat een blunder. Het adres is: Hoofdstraat 79. Schrijf het telefoonnummer ook even op voor als er iets is. Heb je papier?”
“Ja, en zelfs een pen, zeg ’t maar.”
“Henk, dat is 055-5790993. En bedankt, hé.”
Als Henk van der Wurp de hoek van de Nabuccostraat om rijdt, zwaait de deur van de flat open. Een oude vrouw duwt haar rollator naar buiten en ziet de man met de rug tegen de muur naast de deur staan.
“Oh, pardon, moet u hier zijn? Wacht, ik hou de deur wel open, dan kunt u erin.”
“Heel vriendelijk, mevrouw. Bedankt voor de moeite. Past u op voor die schuine tegel? Als u daarover struikelt, hebt u gelijk een gebroken been.”
Zij schuifelt verder, op weg naar de super voor een halfje wit. Dat was nog eens een aardige jongeman.
Binnen wacht Guido nog twee minuten. Het is net half drie geweest.
Hoofdstuk 3
“Luister eens even,” schreeuwt Pontius van der Luiten zijn team tot de orde, “ik heb nu al twaalf aangiftedossiers binnen over geldleningen buiten de banken om en daaraan zijn woekerrentes gekoppeld waar de honden geen brood van lusten…”
“Hiero, nummer dertien en veertien,” zwaait Max Boomkamp (56).
Hij is blij een bijdrage te kunnen leveren. Immers, alle beetjes helpen, zegt zijn vrouw altijd als ze tegen elf uur ’s avonds weer een psychologisch probleemgeval heeft opgelost.
“Mooi, geef maar. Hoe werkt het? Stel: je bent werkloos, zit tot aan je nek in de schulden, je kunt nergens geld lenen en toch heb je geld nodig voor een autootje want anders kun je niet naar de stad om boodschappen te doen. Of om een wasmachine te kopen want in een teiltje wassen, doen we niet meer. Je staat geregistreerd bij het bkr. Die deur zit potdicht. Dan zijn er zulke wanhopige mensen, helemaal aan het eind van hun Latijn, echt erg, die plaatsen een advertentie in de krant of op internet waarin ze vragen wie hen geld wil lenen. Op speurders.nl van De Telegraaf bijvoorbeeld. Of in een andere krant. Dan komen de jakhalzen. In deze twaalf dossiers gaat het steeds om Twentse geldbemiddelaars, althans ze gebruiken postbussen in het Twentse Hengelo en Losser…”
Max valt zijn chef weer in de rede: “Die ik had, zaten in Utrecht en Amersfoort. Ze werken onder de naam ‘Kredietteam’, ‘Kredietbeheer’ en ‘Klantbeheer’ maar ik vermoed dat het een en dezelfde persoon is.”
“Kan ook. In ieder geval krijgen de slachtoffers hun geld niet van de bemiddelaars maar via de belastingdienst. Hoe kom je in godsnaam op het idee om de belastingdienst te laten betalen? Knap bedacht. Echt wel slim. De bemiddelaar, een zekere meneer Martijn Oosterhof, vult namens een slachtoffer diens belastingaangifte in waarin veel geld wordt teruggevraagd wegens aftrekbare hypotheekrente voor een huis dat het slachtoffer niet heeft. Die woont potdorie gewoon in een huurhuis. Bovendien wordt flink gesjoemeld met de looninkomsten en de daarop ingehouden inkomstenbelasting. Terwijl het slachtoffer helemaal geen loon ontvangt maar een uitkering. Hij vraagt dus de digid van het argeloze slachtoffer, krijgt prompt die digid én het wachtwoord en dan volgt een maandelijkse teruggaaf door de fiscus van zo’n duizend euro in dit geval. Het slachtoffer is in de zevende hemel. Maar hij moet nog wel eventjes 40% provisie en ‘rente’, zeg maar vierhonderd euro per maand, contant in een enveloppe doen tussen twee kartonnetjes en opsturen naar postbus 238 in Hengelo.”
“Maar de belastingdienst is toch ook niet gek! Die zien toch zo dat het koophuis niet correspondeert met het huurhuis van het slachtoffer… Toch? En dat deze geen zweetgeld verdient maar een uitkering trekt? Dat is toch allemaal bekend bij die lui?” vraagt Max zich hardop af.
Pontius beaamt het.
“Ja, hoor. In principe heb je gelijk, Max. Maar de belastingaangiften worden ’s nachts door de computer in Apeldoorn afgehandeld. Komt geen ambtenaar meer aan te pas. Na verloop van tijd, soms van veel tijd, krijgt het slachtoffer heus wel een naheffingsaanslag, moet alles direct terugbetalen en zit dan nog dieper in de put. Daar is geen uitkomen meer aan. En meneer Oosterhof is gevlogen, dat snap je. Of: wat hij ook wel deed, dan beloofde hij te zullen zorgen voor kwijtschelding wegens onvermogen of verjaring van de schuld. De zielenpoot moest nog wel even contant € 1.400,- opsturen. En dat deden ze dan ook via weer een lening bij een andere oplichter.”
“Via die postbussen opsporen, is dat niet wat?” oppert Jan Verbrugge.
“Gewoon in de hal blijven slapen totdat box nummer 238 wordt geleegd, bedoel je dat?”
“Bijvoorbeeld.”
“Goed, doe maar,” antwoordt Pontius geduldig, “in eerste instantie is het mijn bedoeling om alle data van Oosterhof en consorten te verzamelen. Dan kijken we later wel hoe we het aanpakken. Ja, nog een tip, vergeten te zeggen. Als een bestaand slachtoffer een nieuw slachtoffer bezorgt bij de oplichter, betaalt meneer Oosterhof die persoon vierhonderd euro cash. Kijk die stroom ook even na via signalen of klachten op het internet. Soit. Iemand nog vragen?”
“Zeg, Pontius,” vraagt Henkjan Bovendijks nadenkend, “als we deze dossiers eens een werknaam geven. Alles wat met bedrieglijke leningen en woekerrente te maken heeft.”
“Nou, ik zie het nut er niet van in maar dat komt natuurlijk omdat jij uit Leeuwarden komt. Heb je als plaatsvervangend teamleider misschien een briljant idee? Dat zal wel, anders had je het niet gezegd, hé?”
“Haha, klopt. Laten wij de naam krop gebruiken.”
“En dat betekent?”
“Krediet Opheffing.”
“Goed, dan wijs ik je meteen aan als coördinator krop. Ga eens uit je dak, dan hoor ik het resultaat morgen wel. De andere afzetters behandelen we stuk voor stuk.”
“Dan wil ik wel meedoen met Henkjan,” zegt Frans de Sjouwer (36).
Hij gedraagt zich altijd al ambitieus in zijn werk. In Dordrecht kreeg hij alle kans van zijn chef en hij hoopt dat het hier ook zo gaat. Zelf noemt hij dat een karakterafwijking maar is er gelukkig mee.
“Prima, doe maar.”
Daar houdt Pontius wel van. Initiatief. Eigen ideeën. Werklust. Doorzettingsvermogen. Slim. Sluw. Maar zijn dat ook niet exact de kenmerken van een oplichter?
*
Bij garage Pouw aan de Arnhemseweg wordt die late namiddag het blauwe busje achterwaarts tegen het hek geparkeerd. De chauffeur heeft nog net genoeg ruimte om uit te stappen. Hij vergeet zijn tas niet die hij zorgvuldig dicht ritst. Niemand hoeft te zien dat er valse kentekenplaten in zitten. Op het balkonnetje boven hem groet hij een jong meisje dat vrolijk terugzwaait. Volgens afspraak heeft hij de tank vol gegooid. Net als anders.
“Zo, meneer Reekers, alles goed verlopen?”
“Jazeker, prima auto. Alstublieft, de sleutels. Als ik er ooit een koop, is het een Cargo. Heel comfortabel.”
“Dat is fijn om te horen. Als u weer een auto wilt huren, bent u hier aan het goeie adres. Dat weet u,” lacht de monteur die de sleutels opbergt.
Hij overhandigt een enveloppe aan zijn klant.
“Dan wacht ik hier even op een taxi,” zegt meneer Reekers en pakt zijn mobieltje.
“Oh ja…, meneer Reekers, de baas vroeg me nog of ik u zeggen wilde dat de vorige drie nota’s nog open staan. Misschien zijn die aan uw aandacht ontsnapt?”
“Is dat zo? Ik weet zeker dat ik ze vorige week heb betaald. De overschrijvingen heb ik persoonlijk naar de bank gebracht. Ja, die bank! Die laat ze natuurlijk in een bakje liggen en een keer per week worden ze verwerkt. Ik heb daar al meer klachten over gehoord. En vandaag is het maandag, dan behandelen ze ook geen post, hebben ze mij verteld. Dus misschien morgen? Zeg Willem maar dat ik hem anders donderdag wel bel. Nee, dat komt wel goed, hoor. Vertrouw me maar.”
*
Hij legt de tas in de kast die in de logeerkamer boven staat, doet hem op slot en bergt de sleutel op. Simpel, aan een spijker die aan de onderkant van het bed in de zijplank is geslagen. Het is maandag, bijna 6 uur in de namiddag. Walter Dewackere is in een opperbeste bui. Hij loopt fluitend naar beneden. Zet een gevoelige cd op. Een hese negerin met een ongetwijfeld grote boezem zingt weemoedig over haar voorouders in de slaventijd. Een verloren strijd ondanks de overwinning. Langzaam heupwiegt hij met haar mee. Daarna pakt hij zijn mobieltje. Hij voelt zich uitgehongerd. Bij Indrapoera bestelt hij zijn lievelingsmenu. Over een half uurtje zullen ze er zijn. Na de eerste slok bier begint hij hardop te lachen. Een ontlading. De spanning moet eruit. Alles is perfect gelukt. Uit het boekje. Dan controleert hij voor alle zekerheid of er geen inkijk vanaf de straat mogelijk is. Stel je voor, zeg! Walter vliegt de trap op, pakt de sleutel weer, opent de kast en trekt de tas naar zich toe. Hij kan het niet laten. Hij tilt de twee nummerborden op. Tevreden pakt hij de dikke enveloppe in zijn handen, drukt er een zachte kus op alsof hij zijn meisje na een jaar op Schiphol terugziet. Beneden begint hij de biljetten te tellen. Voor de tweede keer. Dit gevoel na gedane arbeid, een kunstwerk, overweldigt hem iedere keer weer. Zo’n gevoel moet Rembrandt hebben gehad. Of Michelangelo. Of Caesar, nadat hij Gallië had veroverd. Dit is zijn prestatie waar hij apetrots op is. Het klopt als een bus. Hij is € 7.000,- rijker dan vanmorgen. En dat voor een doordeweekse maandag. Een goed begin van de week. Bij het tweede pilsje gaat de bel. Hij haast zich naar de voordeur. Een sproetige jongeman met rood haar overhandigt hem de tassen. Met een royale fooi springt deze lachend op zijn brommer. De helm bungelt aan de bagagedrager. Dit adresje in de Parelvissersstraat moet hij onthouden. Tevreden geniet Walter van de bamboesoep. Hij pakt alle bakjes uit en schept zijn bord afgeladen vol. Babi pangang, spek van het speenvarken, kip in zwarte bonensaus, kipsaté, nasi met gebakken levertjes, babi roedjak. Even later smult hij als nooit tevoren van alle pittige gerechten. Walter smakt als tien zatte Maleiers en boert zoveel hij kan. Dit is een orgie voor één persoon, dit is genieten. Het bord wordt opnieuw vol geschept. Hij heeft zijn schoenen en sokken uitgetrokken. De biljetten liggen op de grond en op de tafel. Hij kijkt er verliefd naar. Wat een heerlijk leven. Dan ook maar tot de bodem. Walter trekt al zijn kleren uit en haalt nog een pilsje uit de koelkast. Hij voelt zijn vrijheid. Het geld onder zijn voeten brandt hem op de huid. Hij waant zich aan zijn privé naturistenstrandje. Goed beschouwd had hij ook ontzettend veel geluk gehad. ’s Middags om twee uur de handel in zijn auto geladen en om half vijf weer uitgeladen bij de koper die ’s morgens had toegehapt via merkplaats.nl. Ze hadden afgesproken op een parkeerplaats langs de snelweg. Zó zeker was Walter van zijn zaak met Henk en Dinie van der Wurp dat hij de spullen nog eerder had vérkocht dan gékocht. Nou ja, wat normaal gesproken door iedereen ‘gekocht’ wordt genoemd. In zijn geval kwam er bij de verkoop een plaksnorretje, een pruik en een grote bril aan te pas. En die valse kentekenplaten natuurlijk. Een risico…, klopt, bij een scherpe politiecontrole hangt-ie, maar zonder risico kan alleen een ouwe non nog maagd blijven. Dat hij een paar dagen de winkel had geobserveerd, loonde de moeite wel, constateert hij en prikt een paar gamba’s aan zijn vork. Er was al die tijd geen hond in die winkel gekomen en een beetje voorzichtig navraag doen in het dorp, was ook niet verkeerd uitgepakt. Walter kon er met zijn pet ook niet bij dat die twee op zo’n manier ruzie met elkaar maakten dat hij het bijna woordelijk had kunnen horen op het trottoir. Het betekent wel dat hij voorlopig niet weer in Twello actief kan zijn.
En van die garagehouder met zijn Cargo moest hij maar definitief afscheid nemen voordat het gedonder echt begint. Ach, er zijn er genoeg die auto’s verhuren. Neem Avis Autoverhuur aan de Oude Apeldoornseweg maar eens bijvoorbeeld.