Feuilleton Een moordvent Aflevering 4

Feuilleton Een moordvent Aflevering 4 12-7-2019

Er zijn drie verkeerslichten op de enige kruising van belang in het dorpje Usselo. Bij groen rijdt de magistraat langzaam door, langs de kerk, langs Wissinks Möl, richting crematorium en het Rutbeek. Even verderop slaat hij rechtsaf de zandweg op en zet na 500 meter zijn auto naast zijn huis. Een prachtig stenen vakantiehuis. Midden in de Twentse natuur, na een lang juridisch gevecht met het gemeentebestuur van Enschede en de Provinciale Staten gedoogd voor permanente bewoning. Net als alle andere zomerhuisjes die er staan. Bij de buren staat een vreemde auto in de berm, heeft hij gezien. Rechter Wese Ulie stapt uit, pakt zijn volle diplomatentas en loopt achterom. Zo, de eerste dag van de week zit erop. Iedere maandag is het rustig op de rechtbank in Almelo. Vandaag heeft hij maar liefst twee vonnissen geschreven zodat hij morgen thuis kan blijven. De tuin moet nodig herfstklaar worden gemaakt. Als hij de sleutel omdraait, krijgt hij een klap tegen zijn hoofd. Niet eens zo hard. Hij voelt de pijn door zijn nek naar zijn rug lopen en dat zijn benen wegglijden. Dat verbaast hem nog het meest. Iemand drukt zijn gehandschoende hand over zijn mond en trekt hem ruw achterover. Voordat hij de grond raakt, draait de man hem op zijn buik en plant zijn knie stevig in zijn rug. De rechter kreunt. Wat overkomt hem nu? Wie doet dit?

“Geen geluid of je krijgt nog een tik,” waarschuwt zijn overvaller met indringende stem.

Dan krijgt hij tape over zijn mond geplakt. Zijn handen worden bijeengebonden. Veel te strak. Hij wordt over het grasveld en dan door de modder gesleept tot achter het tuinhuisje. Niemand kan hen hier zien tenzij een boer zich heeft verstopt in het maïsveld maar dat zal wel niet. De boef zet rechter Ulie op zijn achterste met zijn rug tegen de houten wand.

“Zo, nu gaan we praten, mijnheer de rechter. We gaan praten over criminelen, misdadigers, boeven, tuig, schorem en heertjes met een stropdas om. Soms trekken die heertjes zoals jij een lange jas aan met een heel lange rij knoopjes en die doen zich ook nog een befje voor. En al die andere lui krijgen straf van mijnheer Ulie want ze hebben iets gedaan wat niet mocht. Is het niet? Foei! Maar weet je wat? Misschien wil je wel een antwoord geven en zo lukt dat niet, hé? Ik zal de tape van je mond halen en ik leg je benen ver uitelkaar, zo ver mogelijk. Kijk, zo blijven ze liggen totdat ik zeg dat het niet meer hoeft. Ik beloof je als jij je mond opendoet om te schreeuwen, dan trap ik je zo hard tegen je ballen dat ze in Duitsland kunnen horen dat ze tegen elkaar klotsen. En bij de tweede trap zitten je ballen in je keel, ja? Afgesproken?”

De rechter knikt met zijn hoofd ondanks de belachelijke situatie. Hij ziet dat de overvaller een groene motorhelm op heeft. Waarschijnlijk ook nog zo’n anti-insecten muts. Van zijn gezicht en hals is echt niets te zien. Een gele overall die net uit de was komt, zo schoon. Hij is niet van plan te gaan schreeuwen bij zo’n dreigement. Maar wat wil die vent? Hij begint te preken maar dat zal de bedoeling toch niet zijn? Veel geld heeft hij niet thuis, noch in de kluis als hij die doos in de geheime ruimte op zolder niet meerekent. En juwelen, ja, da’s een klein kapitaaltje waard. Hier een steentje, daar een briljantje, in de loop van de jaren telt zo’n verzameling wel aan. Hoe kan hij anders alarm slaan? Opspringen en hard weglopen? Nee, dit lijkt een jonge kerel te zijn. Die strijd moet hij verliezen.

“Mijnheer Ulie, ik heb u een tijdje in de gaten gehouden. Althans, uw uitspraken. Uw vonnissen. Die zijn niet in orde, hé? Veel te licht. Wat moeten de criminelen doen om bij u tien of vijftien jaar het gevang in te draaien? Een moord? Nee, wat is nou een moord? Twee? Drie? Vijf? Ik zal…”

“Ik wil wat zeggen. Schrijf dit alles eens op en dan zal ik zien wat ik voor u kan doen. Ik laat u rustig naar huis gaan en ik schakel de politie niet in. Dit blijft verder onder ons. Deal?”

De jongeman lacht schamper en zegt hoofdschuddend: “U begrijpt er niets van, hé? Geen snars. God, wat bent u dom! Dit is zo’n ongelooflijk onbegrijpelijke zaak dat u denkt dat u aan mij een voorstel kunt doen. U aan mij! Ik begin langzamerhand een beetje boos te worden. Wat een arrogante klootzak bent u toch. Is het niet? In de rechtszaal bent u de baas maar hier met je kont in de koude modder ben ik dat. Goed, nu ter zake. Het laatste geval als voorbeeld. Een dronken chauffeur rijdt een meisje van tien hartstikke dood. U vindt dat die man vier maanden niet mag rijden. Vier maanden, mijnheer Ulie! Over een maandje meer of minder zal ik niet klagen maar, mijnheer Ulie, dat waren vier maanden voorwaardelijk!
Godverdomme, man. Voorwaardelijk! Omdat ie een dag voor de zitting een bosje bloemen had laten bezorgen bij de ouders. Omdat hij na het ongeluk niet weer dronken was geweest. Althans niet dat de politie weet. Ik word weer een beetje bozer. Weet u dat die ouders pijn hebben? Hun hele leven lang pijn en verdriet? Goed, wacht even, ik doe u even de tape weer over de mond, zo, nee…, stil houden, klootzak. En nu pak ik een klein mesje. Kijk, met dit mesje doe ik u straks pijn. Want misschien weet mijnheer de rechter niet eens wat pijn is? Hé? Daarom zal het u een rotzorg zijn of de slachtoffers pijn hebben en voor hoelang...”

Met uitpuilende ogen van angst kijkt de rechter toe. Voorwaar geen klein mesje. Het is verdorie nog net geen vlindermes. Dit is een echte gevaarlijke gek, een maniak. Ontsnapt uit een inrichting? Hij heeft ze wel vaker in de rechtszaal voor zich gezien maar toen was er altijd gewapende bewaking bij en toen was hij nooit bang voor die lui. De overvaller pakt zijn broekspijp, zwaait hoog met het mes en steekt er een groot gat in. De rechter zit verstijfd van angst met zijn rug tegen het tuinhuisje, begint te zweten en te hijgen. Het wordt hem een beetje wazig voor de ogen. Hij heeft trek in een stevige borrel. Normaal had hij er nu al twee op.

“Kom op, man. Ik wou je even laten zien dat dit een vlijmscherp mes is; dat je niet denkt: ‘goh, wat een bot mes zie ik daar.’ D’r zit alleen maar een gat in je pijp, dat doet toch geen zeer? Da’s gewoon textiel, man. Als het mes door je vel prikt, ja, dat doet een beetje pijn. Het tweede geval is die vent die bijna honderd reed in de bebouwde kom. Een vader met zijn kind achterop de fiets kunnen het niet meer na vertellen. Nooit meer.
Zijn weduwe kan wel alles navertellen. Haar leven lang. Ze was nog geen dertig.
Kun je je dat nog herinneren? Een taakstraf van 300 uur. Die man is nooit komen opdagen na drie oproepen en er was niemand beschikbaar om hem op te halen. Maar weet je wat? Ik begin het een beetje zat te worden. Bovendien moet ik de tijd in de gaten houden. Je snapt mijn boodschap. Jij belooft mij hier en nu dat je voortaan heel streng zult straffen. En rechtvaardig! Taakstraffen met gele hesjes delen we nooit meer uit, tenzij iemand tegen de kerk pist. Zullen we dat doen?”

De rechter knikt. Hij had op alles geknikt als die idioot maar wegging. Misschien loopt alles nog met een sisser af. Verkeerde inschatting van hem. Voordat hij met de ogen kan knipperen, heft de schurk zijn mes en geeft hem een haal over zijn gezicht. Van zijn linker oor omlaag, over zijn kaak naar het puntje van zijn kin. Het bloed spuit eruit. Een verschrikkelijk gegrom is hoorbaar maar de overvaller trekt een doek uit de zak van zijn overall en geeft die aan zijn weerloze slachtoffer die nu kronkelend op de grond ligt. Hij is kennelijk op alles voorbereid. Toch is zijn karwei nog niet af. De rechter merkt dat zijn schoenen worden uitgetrokken. Met een paar flinke rukken trekt de man met de helm zijn broek naar beneden en gooit die achteloos onder de struiken. Ook zijn onderbroek treft hetzelfde lot. De rechter zit naakt in de modder en huivert van de kou.

“Stel je niet zo aan, man. Je gaat heus niet dood van zo’n schrammetje. Straks bel je de ambulance maar. Een paar hechtingen erin en iedere keer dat je in de spiegel kijkt, weet je dat er iemand is die je in de gaten houdt. Zo’n lelijk litteken hebben wel meer boeven. Is het niet, mijnheer de rechter?”

Maar de rechter denkt echt dat ie dood gaat. Hij ziet dat de doek al behoorlijk onder het bloed zit. Maar zijn kwelgeest is nog niet tevreden. Hij schopt de benen van de rechter weer uiteen, haalt uit met zijn rechter schoen en met een diepe zucht rolt de rechter bewusteloos opzij. De vlammende pijn tussen zijn benen en in zijn onderbuik vergeet hij nooit weer.

De overvaller buigt zich diep voorover en fluistert hem in zijn oor: “We hadden toch afgesproken dat je geen kik zou geven…”

*De krant stond er maandags vol van. Uitgebreide reportages over de twee ernstige ongelukken, die zondagavond, op de A35, richting Enschede en even later op de A1/E30, richting De Lutte. De woordvoerder van de politie, inspecteur mr. Henkjan Bovendijks, vroeger werkzaam op het bureau Hardenberg, vermoedde dat er mogelijkerwijs opzet in het spel was. Maar ze tastten volkomen in het duister omtrent de dader of daders. En het motief. Maar misschien waren er mensen die iets gezien hadden? Die konden zich melden bij de politie van Hengelo en bij voorkeur met spoed. Alle informatie was dringend nodig en zou vertrouwelijk behandeld worden.

De verslaggever was ook niet dom en had de politie gevraagd hoe het met die uitgebrande Polo zat. En het ongeluk op de Pentropsdijk? Daar wilde de woordvoerder verder niet op ingaan in het belang van het onderzoek. Maar uit eigen onderzoek door de krant was gebleken dat met een hoge mate van zekerheid gezegd kon worden dat het hier een en dezelfde Polo betrof. Arrestaties werden niet uitgesloten op korte termijn. Uit betrouwbare bron had hij persoonlijk vernomen dat er een speciaal TGO[1] was opgericht dat in het geheim werkte. De MMB? Hoe zat het daarmee?

Verrast pleegde de woordvoerder overleg met zijn chef, inspecteur mr. Pontius van der Luiten. De gegevens van de verslaggever werden bevestigd. Als toetje mocht hij noteren dat er niets was gestolen uit de auto’s, dus dat kon het motief van de dader of daders niet zijn.

Rudolf de Eijsmeester staat dinsdags al vroeg op. Hij voelt een zekere spanning in zijn buik en raapt de krant van de mat. Onder het eten leest hij de voorpagina waarop een grote foto staat van een deftige mijnheer met een verband om zijn hoofd. Het is rechter Wese Ulie die twee uur gemarteld zou zijn bij zijn huis in Usselo bij Enschede. Zijn vrouw Esther heeft hem gisteravond bewusteloos gevonden nadat ze tegen kwart voor zeven thuis was gekomen. Ze was totaal overstuur naar de buren gerend die de dokter en de politie hadden gebeld. De dader, een man met een groene motorhelm op, moet hebben geweten dat ze altijd door de week tegen die tijd thuis kwam. Ze is advocate in Enschede bij Block&Dam en geeft toe dat ze een dwangneurose heeft. Ze zal en moet iedere werkdag exact om kwart over zes uur naar huis.

In geuren en kleuren wordt verteld dat de brute overvaller - een grote forse vent van midden dertig, begin veertig - hem neersloeg, tot bloedens toe met een mes bewerkte en hem in de buik had getrapt op de meest gevoelige plek voor een man… Terwijl hij spiernaakt in de koude modder lag.

Het motief was totaal onduidelijk. De rechter had een preek gekregen over zijn werk maar wilde op aanraden van de politie niet zeggen waarover die preek ging om daderkennis niet op straat te gooien. Het was de verslaggever echter bekend dat rechter Ulie doorgaans nogal mild strafte en de advocatuur pleitte bij hem met succes voor milde taakstraffen. De rechter hield zich absoluut niet aan de afgesproken landelijke strafnormen die in een convenant door Justitie waren vastgelegd.

Men fluisterde dat de rechter nog nooit een gevangenis had gezien, van buiten niet en van binnen al helemaal niet. Maar dat wist de politie allemaal niet. Rechters zijn onafhankelijk in Nederland, was het commentaar van de hoofdofficier van justitie.

Een ander groot artikel is gewijd aan reacties van Bekende Nederlanders, politici, lezers en verkeersdeelnemers. Sommigen raken in paniek. Waar moet dit heen? Waar eindigt het? Anderen maken zich toch wel ongerust over de ongelukken. Straks is het gewoon niet meer veilig op straat. Kijk, en daar komt de spagaat: vóór de acties van deze bruut was het al onveilig op de weg maar ná de acties net zo goed. Alleen, en dat snapt iedereen, zijn nu de wegpiraten gericht aan de beurt. Zó mag de politie niet optreden want we zijn niet in een bananenrepubliek, zegt iemand van het ministerie van Veiligheid. Iemand die zich netjes gedraagt in het verkeer hoeft nergens bang voor te zijn. En zo is het.

*In een klein artikel in De Twentsche Courant Tubantia beschrijft de journalist hoe een Duitse bromfietser (30) uit Nordhorn een gevecht begon in Almelo met een chauffeur (28) en zijn bijrijder (23) uit Losser. De bromfietser ergerde zich ‘kaputt’ aan het rijgedrag van de automobilist en liet dat met gebaren ook duidelijk merken. De Lossenaar stopte zijn auto en liep op de Duitser toe maar die begon meteen een vuistgevecht, waarbij ook de passagier werd betrokken. De Duitser verklaarde tegenover de politie, dat hij op de hoogte was van de nieuwe verkeersmentaliteit in Nederland en dat iemand eigenhandig en met geweld ingreep waarvoor hij bewondering had. De journalist was bang dat meerdere mensen deze voorbeelden zouden gaan volgen met uiteindelijk een Europese verkeersrevolte.

Rudolf glimlachte tevreden, kon verder geen grove onjuistheden ontdekken en vouwde de krant op. Wat een kale opschepper, twee uur… Hooguit een half uur. Zozo, een speciale mobiele misdaadbrigade! Goed dat hij het nu wist. En goed dat de krant meerdere mensen had geïnterviewd die het taakstraffenbeleid ook waardeloos vonden en dat gold ook zeker voor een rechter die zulke lage straffen oplegde. Dat was bij het publiek al jarenlang een doorn in het oog.

Natuurlijk keurde men de martelingen niet goed maar tja…


Twitter Facebook LinkedIn Volgen



Tanfana Godin van de Germanen

Shortlist column Tubantia

Een nieuwe misdaadthriller De Haagse hel

De zeven zusters

Eenmaal, andermaal, verkocht. Of breng een bezoek aan de bieb