Feuilleton Aflevering 40

De tweede moord in Baaiduinen

Aflevering 40 13-6-2019

“Het kruipluik, jongens! Is er ergens een kruipluik?”

Pontius is binnen een tel in de gang. Hij stampt bij de voordeur op de grond.

“Moet je zien, hieronder moet het kruipluik zitten, dat hoor je duidelijk, maar de mat en het laminaat zijn nog intact, dus daaronder ziet ie ook niet. En in de meterkast hangt alleen de stofzuigerslang, verdomme. Wat een pestzooi.”

Wim Voorberg verschijnt zwaar hijgend in de gang waar iedereen naar de grond staart of naar de meterkast en zweert dat zijn object het huis niet via de voorkant heeft verlaten. Op dat moment ziet hij een rode gloed bij de achtertuin. Die snel groter wordt.

“Pas op, mensen. Brandalarm,” brult hij en wijst met zijn hand naar voren.

Iedereen draait zich om.

“Bel de brandweer,” beveelt Pontius meteen.

“Goed, chef,” antwoordt Elsbeth.

Ze rennen door de woonkamer. Stoelen worden aan de kant getrapt of geduwd. Vanzelfsprekend bereikt Pontius het eerst de achterdeur die Max nog heeft laten openstaan. Altijd de vluchtweg open houden, heeft ie geleerd. Wim Voorberg sluit als gebruikelijk de rij. Het vuur blijkt niet in de tuin van Alex te woeden maar achter zijn achterschutting. Ook die tuindeur staat nog open.

Alex heeft alles goed gepland. Toen de consternatie in zijn huis op zijn hevigst was, trok hij eerst de stekker uit het stopcontact in de schuur zodat de buitenlamp niet meer brandde. Hij graaide vervolgens een plastic zak met vodden en papier van de spijker. Op de werkbank lag een doosje lucifers en een gasaansteker onder een omgekeerde verfbus. Als het ene het niet deed, gebruikte hij het andere. Naast het bierkratje stond een kruik op de grond. Oorspronkelijk gevuld met lekker vuurwater, nu met echt vuurwater. Jammer van de houten schutting van de achterbuurman maar die moest eraan geloven. Alex keek in de koude duisternis naar zijn woonkamer, niemand te zien en hij glimlachte. De pot met honing gaat open, weldra zullen de bijtjes wel komen. De lege kruik slingerde hij zo ver mogelijk van zich af. Alex stak een lucifer aan en liet hem vallen. Het doosje belandde in de eerste vlammen. En nu als de bliksem wegwezen, achterom rennen, even over de straat en dan naar voren. Zonder hindernissen maar wel zwaar achter zijn adem bereikt hij zijn auto die pontificaal in zijn voortuintje staat. Nou ja, zo noemt hij die plek nog altijd want ooit bloeiden daar tulpen en fresia’s en krokusjes. Totdat hij de voorkeur gaf aan een eigen parkeerplaats. Als hij gebukt om zich heen kijkt, ziet hij niets verdachts. In ieder geval geen glurende buurvrouw achter de gordijnen. Hij opent de kofferbak, pakt er een blauwe deken uit, slaat die om zich heen. Dan nog een. Dat moet voldoende zijn. Alex kruipt in de ruime kofferbak en gaat liggen. Een plaid doet hij om zijn hoofd en schouders. Het deksel gaat langzaam dicht. Maar niet helemaal, hij is niet van plan te stikken. Zodoende ziet hij niet dat Elsbeth twee tellen later terug naar het politiebusje rent en er een lege brandblusser inlegt. Daarmee lukte het hen het vuur te doven en is vervolgens de brandweer afgebeld. Ze verspreiden zich achter het huis van Alex. Pontius spurt naar rechts in de richting van het rijwielpad naast de hoofdstraat. Als hij een brede sloot ziet, bedenkt hij zich geen seconde en springt er over heen. Jammer, zijn rechtervoet bereikt de overkant wel maar zijn linkervoet maait door het koude water. Ronny is er beter op voorbereid en haalt de droge overkant wel. In het licht van de straatlantaarns turen ze de weg en het fietspad af. Niets te bekennen. Harry is naar links gegaan. Hij ziet een openstaand hekje en loopt de tuin in. Niemand. Verderop tussen de huizen door is ook alles stil en verlaten.

“Wat heeft dit te betekenen?” schreeuwt Pontius tegen de groep als ze weer in de woonkamer staan, “dit is toch geen gewone brand? Punt een: het tijdstip en de plaats en punt twee: opzettelijk. Binnen drie tellen zijn wij ter plaatse en de brandstichter verdwijnt alsof ie de Heilige Geest is.”

“Ik denk dat Alex hier achter zit,” meent Wim voorzichtig.

“Alex? Je bedoelt Alex? Die man die thuis is en niet thuis is?” schampert Pontius, “die man die wij met ons zessen willen arresteren, verdacht van moord, díe man komt even terug om zijn handen buiten te warmen! Jezuschristus nog an toe, kan het nog gekker?”

“Wat doen we hier nog? Ik heb zin in koffie. Laten we op het bureau een ob-tje versturen en dan zien we wel
verder, toch?”

Pontius knikt, kijkt kwaad naar zijn bemodderde schoen, de natte broekspijp en sok en zegt tot ieders opluchting: “Oké, opbreken en wegwezen. Trek de stekker van de tv er maar uit, anders krijgen we daar ook nog last mee. Deur verzegelen en als die niet meer dicht wil, timmerman bellen.”

De buren zijn al weer naar binnen gegaan. Jammer, geen spektakel, alleen veel lawaai en een vuurtje. Elsbeth en Ronny verlaten als eersten het huis van Alex. Ze vinden het onbegrijpelijk dat ze Alex niet hebben kunnen vinden. Weer een ervaring rijker. Ze lopen langs de zilverkleurige Opel Astra van Alex. Uit frustratie geeft Ronny met zijn vuist een harde klap op het kofferdeksel. Hij vloekt luid als hij achterom kijkt en de deuk ziet. Dat was niet zijn bedoeling. De portieren van het busje knallen dicht. Met piepende banden scheurt hij de straat uit tot ongenoegen van Elsbeth.

“Het is hier een 30-kilometer zone, hoor. Stuk chagrijn,” zegt ze vriendelijk.

“Ach, krijg toch tieten. Godverdomme, ik kan hier zo slecht tegen, hè. Ik heb liever dat iemand ontsnapt na een achtervolging dan dat ie zo maar in het niets verdwijnt! Dat kan toch goddorie niet! En Wim is toch ook niet gek? Als hij gezien heeft dat ie de gordijnen dicht deed, dan is ie toch thuis, of niet dan?”

Het is even stil. Elsbeth weet dat ze hem beter kan laten uitrazen. Ook al omdat hij in feite groot gelijk heeft. Dan trapt Ronny hard op de rem en stuurt de auto de berm in. Hij slaat woedend op het stuur.

“Wat krijgen we nou, man?”

Ronny tikt tegen de zijkant van zijn hoofd en zegt: “Denk eens na! De gordijnen gaan dicht!! En er is niemand thuis!! Doen de kaboutertjes dat? We leven toch niet meer in de middeleeuwen, Elsbeth. Die gordijnen gaan gewoon elektrisch dicht. Automatisch! Tijdschakelaar. Voorgeprogrammeerd. Computer gestuurd. Da’s toch een fluitje van een cent tegenwoordig. En bovendien: als jij naar bed gaat, doe je toch eerst beneden de gordijnen dicht en dan pas boven. Wim zei dat het andersom was gegaan. Jezus, wat zijn we er toch weer ingestonken. Bel Pontius eens vlug, misschien moet Alex nog wel thuis komen. We kunnen hem alsnog wel opwachten.”

Ondertussen verlaten Harry en Pontius het huis. Ze staan bij hun dienstauto en willen instappen. Kijken nog een keer om alsof ze verwachten dat Alex op het dak zit. Beiden horen tegelijkertijd een gedempt geluid. Iedere rechercheur met een paar jaar ervaring die zo’n geluid hoort, weet dat er dan sprake is van nood. Een gesmoorde stem roept iets.

“Hoor jij dat ook?” fluistert Harry nogal overbodig.

“Ja. Tuurlijk! Pas op, misschien een valstrik. Ik vertrouw die vuilak voor geen cent.”

“Ik denk dat er iemand in de auto zit. Hoeft Alex niet te zijn. Jij links, ik rechts.”

Op dat moment gaat het mobieltje van Pontius. Die vloekt binnensmonds en drukt hem razendsnel uit.
Altijd gaan die rotdingen als het niet uitkomt. Bij de bus zegt Elsbeth tegen Ronny dat Pontius zijn mobieltje heeft uitgedrukt en dat er dan wat aan de hand moet zijn. Ze heeft gelijk. Met getrokken pistool naderen de rechercheurs zeer langzaam de auto van Alex. Ze maken zich zo klein mogelijk. Op de achterbank zien ze niemand. Achter het stuur en daarnaast is ook niemand te zien. Dan wijst het gebons hun de weg. Het komt duidelijk uit de kofferbak. Harry doet een gok.

“Ben jij dat, Alex?”

Ze horen een tik en gebrom. Harry kijkt Pontius grijnzend aan en knikt.

“Ben je gewapend?”

Er volgen wel tien tikken en een ander soort gebrom dan daarnet. Pontius schudt nee en Harry is het met hem eens.

“Rustig maar! Waar zijn de sleutels, Alex?” vraagt Pontius van der Luiten.

Maar Harry oude Waterkamp geeft het antwoord al.

“Die heb ik zien hangen aan de kapstok. Daarom heb ik ook niet verder aan zijn auto gedacht. God, wat stom! Wacht, ik pak ze wel even.”

Hij verbreekt het zegel en opent de zwaar beschadigde voordeur. Als Alex van Bentinck zwaar hijgend maar opgelucht uit de benauwde kofferbak van zijn auto kruipt, schreeuwt Harry hem toe dat hij zijn handen op het dak moet leggen. Met zijn voet schopt hij de benen van Alex verder uit elkaar nog voordat ze goed en wel op de grond staan. Die is er dan ook niet op bedacht en valt met een luide schreeuw opzij. Het kan achteraf bezien ook wel zo zijn geweest dat Harry de benen veel te ver uit elkaar heeft geschopt. Wie zal het zeggen? Uiteindelijk is Alex de jongste ook niet meer. Hij blijft op de grond liggen en grijpt naar zijn enkel.

“Als die weer gebroken is, sleep ik je vanavond nog voor de rechter,” snauwt Alex boos.

Pontius hijst hem omhoog en zegt dat het nog wel mee zal vallen. Als er dan zo nodig gesleept moet worden, is hijzelf het haasje. Harry heeft intussen een winterjas van de kapstok genomen. Als Alex die heeft aangetrokken, wordt hij door inspecteur Pontius van der Luiten en brigadier Harry oude Waterkamp in de boeien geslagen en gearresteerd op verdenking van moord met voorbedachten rade op zijn vriendin Susanne Granemolen op grond van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. Of juncto betrokkenheid bij die moord. Bovendien wordt hem brandstichting ten laste gelegd op grond van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Als hem wordt verteld dat het vermoedelijke lichaam van Susanne op Terschelling is gevonden, begint Alex zachtjes te huilen. De man heeft veel verdriet, dat ziet iedereen. De agenten trekken beroepsmatig een muur op en denken ‘geen medelijden, vooral geen medelijden, dit is de brute moordenaar van zijn vriendin.’ Zijn computer en alles wat erbij hoort of erbij staat, worden alsnog in beslag genomen door Elsbeth en Ronny die ijlings zijn omgedraaid na de abrupt verbroken verbinding. Die inbeslagname wordt in politiekringen altijd ruim opgevat. Beter teveel dan te weinig. Voortaan draagt Ronny Bosch de bijnaam: ‘Stalen Vuist’.


Twitter Facebook LinkedIn Volgen



Tanfana Godin van de Germanen

Shortlist column Tubantia

Een nieuwe misdaadthriller De Haagse hel

De zeven zusters

Eenmaal, andermaal, verkocht. Of breng een bezoek aan de bieb